Ook in de energietransitie zien we die ongelijkheid. Om onze CO2-uitstoot terug te dringen stappen we over op duurzame energie zoals zonne- en windenergie. Om zon en wind om te zetten in energie zijn zonnepanelen, windturbines en oplaadbare batterijen nodig. De productie daarvan is gekoppeld aan koolstofemissies, kinderarbeid, giftig afval, niet-duurzame mijnbouw en het onthemen van lokale gemeenschappen. Dit zien we bijvoorbeeld in de Democratische Republiek Congo waar het kobalt vandaan komt dat wij voor de oplaadbare batterijen gebruiken, terwijl daar conflicten woeden en de lokale bevolking hongerlijdt. De nadelen als vervuiling en overexploitatie worden, ook bij zoiets moois als de energietransitie, achtergelaten in productielanden als de DRC.
De voordelen, zoals schonere lucht, komen terecht in onder andere Nederland. Zonder de natuurlijke hulpbronnen van daar kunnen we de energietransitie hier niet inzetten. We zijn dus aan elkaar verbonden. Als we de energietransitie echt effectief en rechtvaardig willen maken, dan moeten we naar het hele plaatje kijken en niet onze klimaatdoelstellingen (verminderen van CO2-uitstoot) loskoppelen van de andere milieueffecten zoals vervuiling, uitputting en andere sociaaleconomische gevolgen (zoals ontheemding en armoede). Het recht van de mensen daar om veilig te leven dient gerespecteerd te worden.
Nu is de relatie tussen Nederland en landen als de DRC misschien wat vergezocht en juridisch gezien is het eisen van verantwoordelijkheid een uitdaging. Maar we kunnen ook dichterbij huis kijken naar wat milieurechtvaardigheid in kan houden. Milieurechtvaardigheid speelt ook een rol als we kijken naar de relaties en verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Vooral tussen (Europees) Nederland en het Caribische deel van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius). Van deze partijen is Nederland de grootste vervuiler. De uitstoot die hier al decennia plaatsvindt heeft gevolgen op plekken die ver weg zijn.
Sinds de Urgenda-uitspraak van 2019, waarin van Nederland is geëist de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen met 25 procent ten opzichte van 1990, denken we steeds actiever na over de rechten van inwoners en burgers als het om het klimaat gaat. Alleen vergeten wij dat niet alle Nederlandse burgers in dit deel van het Koninkrijk wonen. En dat de Caribische eilanden die onderdeel zijn van het Koninkrijk, vanwege hun ligging, omvang en beperkte capaciteit zwaarder en eerder worden getroffen door klimaatverandering.
Een voorbeeld hiervan zagen we in 2017, toen orkaan Irma Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten trof. Vooral op het laatste eiland was de schade groot. Door klimaatverandering worden orkanen intenser. Ze hebben meer energie om over het land te razen. Op Sint-Maarten vielen gewonden en doden en veel huizen en infrastructuur werden verwoest. Over de wederopbouw was politiek veel te doen. Maar toch moeten we het erover hebben, over waarden als solidariteit en gelijkwaardigheid die gelden binnen het Koninkrijk. Want hoe zorgen we ervoor dat alle inwoners binnen het Koninkrijk dezelfde rechten en kansen hebben? Zeker nu wij dankzij Urgenda steeds meer erkennen dat wij bijdragen aan de schade die klimaatverandering veroorzaakt.