Complottheorieën spelen ook een rol in de politiek. Van Thierry Baudet tot Jair Bolsonaro en Donald Trump met zijn theorieën over de deep state of de 'gestolen verkiezingen'. Complottheorieën worden door politieke leiders ingezet om het electoraat te mobiliseren. De gevolgen hebben we gezien op 6 januari 2021: aangevuurd door de complottheorieën en insinuaties van Trump bestormden boze Amerikaanse burgers het parlementsgebouw in Washington. Complotdenkers in het heilige der heiligen van de democratie. Heel even zaten zij in de zetel van de vicepresident. En heel even wapperde er een vlag van QAnon op het Capitool.
Dergelijke ontwikkelingen voeden de morele paniek over complotdenkers en hun theorieën. Complottheorieën worden gezien als gevaarlijk en, inderdaad, als een bedreiging voor de westerse democratie en haar instituties. Dat beeld is problematisch. Complotdenkers belichamen in veel opzichten juist het democratisch ideaal uit de jaren 1960 en 1970: het zijn dikwijls mondige, bezorgde, kritische, politiek betrokken burgers die zich uitspreken over politiek, wetenschap, media en, vooral, de macht.
Dat brengt mij op mijn centrale stelling over wat de sociologische essentie is van complottheorieën en hoe we de groei ervan moeten begrijpen: complottheorieën vormen een kritiek op de gevestigde macht. Preciezer geformuleerd: complottheorieën vormen een kritische verbeelding van die macht. Elke complottheorie start met drie kritische vragen: Wie heeft de macht? Waar is die macht gesitueerd? Welke kwalijke gevolgen heeft die macht voor de samenleving?
Vanuit dat startpunt is de verbeelding grenzeloos en kan het theoretiseren over instituties en elite beginnen. Bijvoorbeeld in zelfgemaakte YouTube-filmpjes waar de macht letterlijk wordt verbeeld: complotdenkers analyseren mediateksten en wijzen op verborgen tekens, symbolen en rituelen. De rode stropdas van Donald Trump kan een boodschap bevatten. Een optreden van Katy Perry tijdens de Grammy Awards is niet alleen amusement – het is een ritueel van of voor de Illuminati die de muziekindustrie beheersen. En Barack Obama en Hillary Clinton hebben schubben – zij blijken shape-shifting aliens, die collectief streven naar een nieuwe wereldorde.
Complotdenken neemt hier mythologische vormen aan. Vroeger zagen wij de onzichtbare hand van machtige goden en geesten in de natuur – nu projecteren wij die verbeelding op onze maatschappelijke instituties en politieke leiders. Hoe is deze mythologische verbeelding van de macht nu sociologisch te verklaren? Sociaal-psychologisch onderzoek laat zien dat complotdenkers, meer dan niet-complotdenkers, betekenis geven aan de wereld via de verbeelding. De verklarende factor is onzekerheid. Uit experimenten blijkt steeds weer dat onzekerheid mensen motiveert om betekenisvolle patronen te zoeken in chaos, ontbrekende informatie in te vullen (filling in the gaps) en verbindingen te leggen tussen imaginaire punten om een plaatje compleet te maken (connecting the dots).
Psychologen verklaren van alles met het gegeven van onzekerheid: van geloof in god, paranormale verschijnselen tot pareidolia: mensen zien dieren in de wolken, demonen in de bomen, het gezicht van Jezus in een kom soep en het gelaat van Satan in de stofwolken van instortende WTC-torens. Maar als socioloog vind ik dat een onbevredigende verklaring. Te universeel. Want waarom richt die verbeelding zich in westerse samenlevingen dan steeds meer op maatschappelijke instituties?