Maar even terug naar die zoektocht, naar die nieuwsgierigheid. In de 16e eeuw vond in Europa een wetenschappelijke revolutie plaats. Enkele grote namen uit die tijd waren gelovig: Copernicus, Galilei, Newton en later ook Mendel en Planck. Maar wat mij als moslim vooral inspireert, is de wetenschappelijke revolutie in de islamitische traditie, die enkele eeuwen eerder begon. Tussen de 9e tot de 13e eeuw zagen Arabische en Perzische geleerden religie net als drijfveer om aan wetenschap te doen. Zij zagen geen conflict tussen wetenschap en God, tussen hun werk en hun religie.
Tijdens mijn eerste echte kennismaking met de Europese Verlichtingsfilosofen en moderne denkers aan de universiteit werd ik geconfronteerd met kritische vragen over religie, die ik niet kon beantwoorden. Zoals het theodicee-vraagstuk: Als God barmhartig en almachtig is, waarom is er dan onnodig lijden op de wereld? Alles viel weer op zijn plek, toen ik op eigen houtje de islamitische denkers uit deze tijd ontdekte. Zij worstelden met dezelfde dillema's en vraagstukken, maar het leidde niet automatisch tot een verwerping van religie. Zij bleven zoeken naar antwoorden. Als deze denkers al überhaupt behandeld werden in het lespakket, dan werd hun bijdrage gereduceerd tot vertalers van de antieke filosofen, herleid tot een passief doorgeefluik. Maar ze deden zo veel meer dan.
Wetenschappers zoals Ibn Sina, Al Burini en Al Farabi legden de basis voor astronomie, algebra, geneeskunde, muziektheorie, plant- en dierenkunde, geografie. Hoezo was religie een drijfveer? Enerzijds was hun motivatie spiritueel: zij wilden simpelweg meer kennis over de schepping van God. Anderzijds was hun drijfveer praktisch: voor de berekening van de tijden en de richting van het gebed of het opstellen van een islamitische maankalender had je nu eenmaal wiskunde en astronomie nodig.
Voor mij is de belangrijkste figuur Ibn Rushd – ook bekend onder zijn Latijnse naam Averroës. Hij was niet alleen vertaler, maar ook een van de belangrijkste commentatoren van Aristoteles die we kennen. Hij was jurist, arts, filosoof, wiskundige, astronoom, geograaf. Kortom: een homo universalis tweehonderd jaar voor Leonardo Da Vinci. Wat Ibn Rushd voor mij extra bijzonder maakt is is zijn vurig pleidooi voor rationalisme in religie. Zijn redenering? Door de werkelijkheid rondom ons te bestuderen, komen we meer te weten over God. Hij haalt inspiratie uit de Koran en citeert verzen, die uitnodigen om te begrijpen wat bestaat – op een rationele manier. Hij was niet dogmatisch, maar permanent nieuwsgierig en kritisch. Volgens hem kon er geen tegenstrijdigheid zijn tussen de leer van God in de heilige teksten en wetenschap. Als er toch een tegenstrijdigheid ontdekt werd, was ofwel het onderzoek niet correct uitgevoerd, of was de menselijke interpretatie van de religieuze bronnen niet juist. En het voorbeeld van het Scheppingsverhaal en de evolutietheorie dan? Ibn Rushd zou stellen dat de wetenschappelijke hypotheses kunnen kloppen, als je het scheppingsverhaal figuurlijk interpreteert, als een allegorie.
Dit is geen pleidooi voor een gelijkstelling van religie en wetenschap of een vervanging van wetenschap door religie. Religie is geen wetenschap en wetenschap is geen religie. Het zijn twee fundamenteel verschillende bronnen van kennis. Wetenschap is de studie van het natuurlijke, religie van het natuurlijke én het bovennatuurlijke.
In de discussie over religie en wetenschap hoor je vaak één grote stelling terugkomen om religie te discrediteren en de overbodigheid er van te beargumenteren: het bestaan van God is nooit bewezen, ergo God bestaat niet. Maar dat is eigenlijk niet hoe wetenschap werkt. Het klopt dat Gods bestaan nooit is bewezen, maar het niet-bestaan van God is ook nooit empirisch bewezen. Wat overblijft is alleen het geloof in het mogelijk bestaan van God. Je gelooft er in of niet. Als we God zouden kunnen bewijzen, zou hij niet langer onderdeel van het geloof zijn, maar zou hij wetenschap worden.
Misschien zit er ook waarde in het erkennen van het beperkt vermogen van de menselijke rede. Ons brein is niet in staat om alles te begrijpen noch te kennen. En ik ben er ook niet per se van overtuigd dat we dat moeten willen. We kunnen bijvoorbeeld verliefdheid wetenschappelijk verklaren door allerlei chemische processen in ons brein te analyseren en de aantrekkingskracht tot een persoon verklaren via het biologisch determinisme. En toch zouden we daar niet per se beter of gelukkiger van worden. Wij, mensen, houden ook van een beetje magie, van emotie, van intuïtie, van het ervaren, voelen, geloven. Niet alleen van het weten.
Voor mij zijn wetenschap en religie met elkaar verbonden door een verlangen naar kennis, door een permanente staat van nieuwsgierigheid. Het is een houding die ik iedereen van harte toewens. Mijn naam is Warda, ik ben academicus en journalist, ik ben wetenschapper én gelovig.