Heb je ooit het gevoel gehad uitgesloten te worden door anderen? Bij deze vraag hoort een oefening, die ik de laatste drie jaar in meer dan honderd scholen in Vlaanderen en Brussel heb gedaan met jongeren van vijftien jaar. Het was de aanzet tot een gesprek over religie, seksualiteit en gender. Maar voor ik deze thema's bespreekbaar kon maken speelde ik een monoloog: Zeemeermin. Dit gaat over de eerste keer dat ik naar de Koranschool ga en de eerste keer dat ik gevoelens krijg voor een jongen.
Zondagochtend, het was koud buiten. Ik maak mij klaar om te gaan. Terwijl alle kinderen die ik kende thuis bleven voor de tv of naar de scouts gingen, moest ik op zondag naar de Koranschool. Dat was de minst leuke dag van de week. Op mijn gewone school had ik geen vrienden, omdat ik graag met poppen speelde, en het liefste van al een zeemeermin wilde zijn. Eentje met een blauwe staart, groene schubben en van dat lange blonde haar om te kammen. Maar als iemand me vroeg wat ik wilde worden, zei ik: politieman of brandweer.
Na de Zeemeermin monoloog vroeg ik hen of ze zich ooit uitgesloten hebben gevoeld. Meer dan de helft van de jongeren gaf aan van wel. De jongeren met een religieuze achtergrond waren hoofdzakelijk tweede- en derdegeneratiejongeren met een migratieachtergrond. Zij ervaren dagelijks racisme. Ze gaven toe dat ze zich bekeken voelen in onze maatschappij vanwege hun religie. Hierdoor hielden ze ook sterker vast aan bepaalde overtuigingen, omdat hun religie een belangrijk onderdeel is van hun identiteit, net zoals seksualiteit en gender een belangrijk onderdeel zijn van mijn identiteit. Tijdens onze gesprekken was het soms pijnlijk om te horen dat de religieuze overtuiging van deze jongeren op een gebrek aan empathie en inlevingsvermogen stuitte.
Nu, we waren daar niet om hen iets aan te leren. We waren daar om in dialoog te gaan en samen met hen te onderzoeken waar het onbehagen over seksualiteit en gender vandaan kwam. Tijdens ons gesprek zagen we een ontwikkeling bij de jongeren met een religieuze achtergrond in hun gespreksdynamiek en respect voor anderen. Maar over één ding bleef hun standpunt hetzelfde: homoseksualiteit is een keuze. De jongeren die niet te spreken waren over homoseksualiteit, gaven toe dat ze tolereren dat er mensen bestaan die homoseksueel zijn, maar dit in hun eigen cirkel niet kunnen en mogen aanvaarden. Het is op momenten als deze dat ik terug werd gekatapulteerd naar vroeger.
Als kind heb ik steeds een heel natuurlijke présence gehad. Deze uitstraling werd door velen benoemd als vrouwelijk. Meer nog: het vrouwelijke gedrag dat ik vertoonde, werd onherroepelijk gelinkt
aan homoseksualiteit. Dus voor ik wist wat deze twee grote woorden betekenden, was mij aangeleerd dat ik als jongen niet vrouwelijk mag zijn en dat mijn vrouwelijkheid een teken is van homoseksualiteit. Dit zorgde ervoor dat ik op mijn 20e afstand nam van de islam, en ook van de gemeenschap daar omheen. Dit was pijnlijk, verdrietig, maar ook een opluchting - maal honderd.
De grootste uitdaging was de jongeren tot het inzicht te brengen dat hun overtuiging dat homoseksualiteit een keuze is - of een beproeving, of een zonde - geen absolute waarheid is. En dat ze daarmee mensen die lhbt zijn sterk veroordelen, en zelfs als minderwaardig beschouwen. Deze jongeren waren zich niet bewust van het feit dat ze mensen discrimineren op basis van hun seksualiteit en gender.