In onze tijd krijgen we het flink voor de kiezen: klimaatverandering, afnemende biodiversiteit, smeltende ijskappen, en een zee die ons dreigt te gaan overspoelen. Als we ons al een beeld van de toekomst proberen te vormen, belooft die maar weinig goeds. De planeet slaat terug. Doet het er eigenlijk nog toe wat we als klein land doen en hoe we ons opstellen? Zijn we niet te klein om nog van betekenis te kunnen zijn?
Waar ik het als architect en als Rijksbouwmeester in dat verband graag over zou willen hebben is hoe belangrijk de verbeeldingskracht is die we in ons dragen. En dat bedoel ik letterlijk: in onze verbeelding herken ik een echte, sturende kracht.
Ons eigen land, Nederland, is een overtuigend voorbeeld. We noemen het wel een land, maar hoezo is dit eigenlijk een land? We wonen op de bodem van de zee, en zijn dat normaal gaan vinden. Maar dat is het natuurlijk niet. Grote delen in Nederland liggen zo'n drie, vier meter onder zeeniveau, en het diepste punt bij Gouda ligt bijna zeven meter onder zeeniveau. Achter de dijken wacht de zee.
Het lijkt dus alsof ons land bestaat dankzij ons vermogen om dijken te bouwen. Dat is niet zo. Ons land is ontstaan omdat de generaties voor ons het zich konden voorstellen dat het mogelijk zou zijn om zoiets onmetelijk groots als de zee opzij te schuiven. Dat is verbeeldingskracht. Vergeet het beeld van de nuchtere Hollander, dat is het masker; ons ware gezicht, en ook onze ware kracht, schuilt in ons vermogen om te dromen. Je leert pas dijken te bouwen als je je kunt voorstellen dat het mogelijk is om op de bodem van de zee te wonen.
Van dat vermogen om te dromen kunnen we nog veel plezier beleven. Alleen al uit lijfsbehoud, want achter de dijken torent een onmetelijke zee hoog boven ons uit met een adem zoveel langer dan de onze. Door de klimaatverandering stijgt nu de zee en door alsmaar te ontwateren daalt onze bodem. Het is niet heel Holland bakt, maar heel Holland zakt.
Klimaatverandering, een afnemende biodiversiteit, energietransitie, en een zee die ons dreigt te overspoelen. Het zijn grote vragen voor een klein land. Het maakt onze tijd er niet eenvoudiger op. Zijn we eigenlijk wel sterk genoeg om in onze eigen tijd te leven, om zo'n enorme verantwoordelijkheid te dragen? Niet eenvoudig, want hoe reëel de dreiging ook is, het is en blijft vooral nog erg abstract: dat de CO2 in onze lucht zo alarmerend toeneemt, kunnen we niet zelf zien, ruiken of proeven, en we zien de zee niet zelf stijgen. Wat we wel heel direct ervaren, is onze welvaart. Als je een staafmixer nodig hebt, kun je uit meer dan 400 modellen kiezen. We ervaren zoveel welvaart en luxe, dat de grootste dreiging die we ons kunnen voorstellen, is dat we daarop moeten inleveren.
En toch zullen we uit lijfsbehoud veel zaken radicaal moeten veranderen. Als er iets is dat we van de coronacrisis kunnen leren, is het wel dat we heel goed in staat zijn radicaal te veranderen als we de urgentie maar voelen. Om de verspreiding van het virus tegen te gaan, gingen we van de ene op de andere dag thuis werken, minder reizen, en afstand houden waar nodig. De vraag is of zulke ingrijpende veranderingen alleen mogelijk zijn als we de angst en dreiging net als bij het virus zo rechtstreeks voelen. Als dat zo is, hebben we een probleem: tegen de tijd dat we de klimaatverandering en de afname van de biodiversiteit met dezelfde urgentie ervaren, zullen we te laat zijn.