In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer filosoof Lisa Doeland over doemdenken.


Mijn pleidooi is een beetje ongemakkelijk: we moeten namelijk minder hopen en meer doemdenken. Zelfs in het rampjaar 2020, waarin corona kwam, de schappen in de supermarkt even leeg waren, duidelijk werd dat de Groenlandse IJskap niet meer te redden is, en er al zoveel stormen gewoed hebben dat het alfabet letters tekortschiet om ze te benoemen, horen we nog altijd graag dat het goed komt. Ik pleit ervoor dat we onze hoop niet op de toekomst vestigen en dat we er niet op moeten vertrouwen dat de techniek ons op het laatste moment zal redden. Sterker nog, ik stel dat het einde van de wereld zoals we dat kennen al lang heeft plaatsgevonden en dat we moeten doemdenken.

We moeten onze hoop niet op de toekomst vestigen en er niet op vertrouwen dat de techniek ons op het laatste moment zal redden.

We stellen ons het einde van de wereld doorgaans voor als een alles-of-niets gebeurtenis. Een meteoriet slaat in, een genetisch gemanipuleerd virus ontsnapt uit een laboratorium, Trump ontketent een atoomoorlog, een zonnevlam legt in één klap alle technologie lam, kunstmatige intelligentie grijpt de macht. Er is sprake van een abrupte verandering, een totale ineenstorting, waarna niets meer hetzelfde is. Kortom, we stellen ons het einde van de wereld voor als een apocalyps in de klassieke zin, als totale destructie, als het absolute einde.

Maar terwijl wij wachten op een plotsklaps einde van de wereld, zoals vroeger in de Bijbel en tegenwoordig in de film, heeft het allang plaatsgevonden. We moeten ons het einde van de wereld niet voorstellen als iets wat komt met een knal, maar sluipenderwijs. Terwijl we wachten op het einde in z'n totaliteit, zitten we middenin de zesde massa-extinctie. Het uitsterven van talloze met elkaar verbonden werelden, bevolkt door dierlijk en plantaardig leven is al lang en breed aan de gang. En het zal niet lang duren voordat ook het menselijk leven volgt. Door het einde groots te denken en de doem onderdeel te maken van een hypothetische toekomst die, zo hopen we heimelijk en tegen beter weten in, nog altijd nog voorkomen kan worden, houden we ons daar blind voor. Geen abrupte omwenteling dus, maar een langzame achteruitgang.

Lisa Doeland in Brainwash Talks

Het gaat erom oog te ontwikkelen voor rampen die al plaatsvinden, maar die wellicht wat minder spectaculair zijn, zoals de insectensterfte van de afgelopen 30 jaar. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat op sommige plekken tot wel 98 procent van alle insecten verdwenen is. Wie, zoals ik als kind, vaak met de auto op vakantie ging, herinnert zich wellicht nog de insecten op de autoruit. Eens in de zoveel dagen moest die schoongeboend. Dat is niet meer zo. Vandaar die schone autoruiten. Maar dat is de meesten van ons ontgaan.

Daarvoor is het van belang dat we doemdenken.

Het prachtige Nederlandse woord 'doemdenken' werd in 1981 bedacht door Kees van Kooten. In hun wekelijkse televisieprogramma vroegen Van Kooten en De Bie zich af of het niet tijd werd om naar Nieuw-Zeeland te verhuizen. Niet om het nog even uit te kunnen zingen, zoals de rijken der aarde nu plannen in het geval van een of andere catastrofe, maar om te ontvluchten aan het doemdenken in Nederland. 'Moeten we wakker geschud', vraagt De Bie? 'Maar dat zijn we toch al? Nog meer energiebesparende maatregelen? Wat moeten we ermee', vraagt Van Kooten? 'Wat is dit voor straf?' Ze geven toe dat ze best weten dat het er niet goed voorstaat met de wereld, maar het vooruitzicht van een totale ondergang biedt te weinig perspectief.

Hoewel ik met Van Kooten en De Bie eens ben dat de totale ondergang geen prettig vooruitzicht is, denk ik dat we het kind niet met het badwater weg moeten gooien. Er wordt wel gezegd dat wie depressief is een realistischer kijk heeft op de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de doemdenker. Wanneer die kijkt naar de wereld, hier, nu, ziet die dat de manier waarop wij hier in het Westen leven onhoudbaar is. Het kan niet. Het is suïcidaal. Het schone zoete water raakt op, de zeeën raken verzuurd, we vinden plastic op de vreemdste plekken terug, de bodem erodeert, ecosystemen storten in. Kortom: een groot deel van het leven op aarde staat op uitsterven.

Het einde van de wereld is het einde van de droom dat ieder mens zou kunnen leven zoals wij hier nu doen. Het probleem is niet dat er elders te veel kinderen geboren worden, zoals je tegenwoordig vaak hoort, het probleem is dat wij hier te veel consumeren. Die wereld van altijd méér, een wereld waarin onze kinderen het beter zullen hebben dan wij, die bestaat niet meer. En dat wisten Van Kooten en De Bie in 1981 natuurlijk ook al, maar ze lieten het niet doordringen. 'Ik ben toch al wakker? Wat is dit voor straf?' Het wordt tijd dat wij ophouden ons te gedragen als verwende, verongelijkte kinderen die geen 'nee' willen horen, en ons eindelijk eens gaan gedragen als de volwassenen die we zijn.

Doemdenken is niet hetzelfde als apocalyptisch denken. Wanneer we apocalyptisch denken, plaatsen we de doem op een afstand. Het is iets wat ons zal overkomen en we staan er machteloos tegenover. Het is een straf. Van god misschien? En het leidt tot fatalisme en collectieve onverantwoordelijkheid. We hebben er toch geen invloed op, alles gaat toch kapot. Na ons de zondvloed. Wanneer we doemdenken, halen we de doem naar ons toe en vragen we wat er rampzalig is in het hier en nu. Dan zijn we niet machteloos, maar halen we verantwoordelijkheid naar ons toe. We durven ook stil te staan bij de manier waarop we zelf onderdeel van de doem zijn. Waar leidt dit heden toe? Hoe ben ik ermee verknoopt? Wat is mijn rol erin? Wat moet ik doen?

Ik denk dat het ermee begint de pijnlijke waarheid onder ogen te zien dat je misschien je best doet, maar dat dat nog altijd niet genoeg is. Ik heb onlangs mijn ecologische voetafdruk laten berekenen, en kwam erachter dat als iedereen zou willen leven zoals ik, er nog een halve aarde extra nodig is. Ondanks dat ik geen vlees eet, geen auto heb en niet vlieg. Ik besef dat daar nu, of in de toekomst, een prijs voor wordt betaald. Sus jezelf niet met de gedachte dat je nog altijd ver onder het Nederlandse gemiddelde zit. Herhaal tegen jezelf dat het antwoord altijd 'minder' is. Of 'nee'. En dat gaat niet zonder slag of stoot, dat is een gevecht. Want ik, jij: we willen allemaal altijd 'meer' en 'ja'.

Dat gevecht moeten we niet alleen voeren op individueel niveau, maar ook op collectief niveau. Onze cultuur is nog altijd doordrongen van 'ja' en 'meer', en dus moeten we scherp blijven en luisteren naar wat de doem ons te vertellen heeft. Doemdenkers zijn realisten. Dus lach de politici uit die je beloven dat het allemaal wel meevalt, dat we terug naar normaal kunnen, dat we alleen hoeven te verduurzamen en dat ons dan een groene nieuwe toekomst te wachten staat. Lach de bedrijven uit die je beloven dat je je schuldgevoel af kunt kopen en zonder gewetensbezwaren kunt blijven consumeren. Zeg wat vaker 'nee' tegen jezelf, zoals je ook bij je kinderen doet. Het doet ertoe. Je handelen doet ertoe.

Er is een dichtregel van de Duitse dichter Paul Celan die me deze dagen vaak door het hoofd spookt: de wereld is ervandoor, ik moet je dragen. Ik lees deze dichtregel zo: de wereld waarin we meer mogen, willen en kunnen, die bestaat niet meer. We zullen die wereld los moeten laten. In plaats daarvan vinden we onszelf terug te midden van oneindig veel werelden, waarin voortbestaan steeds ingewikkelder wordt, en die we moeten leren dragen. We moeten ons niet druk maken over het einde van de wereld, maar het einde van werelden. Zoals die van vluchtelingen uit Syrië, Afghanistan en Sudan, die eindigen in de Middellandse Zee, van de vogels en vissen die sterven vanwege het plastic dat zich in hun lichamen ophoopt, van de planten die verdwijnen door een teveel aan stikstof, van de bergen die worden afgegraven omdat ze als delfstof nog wat opleveren.

We zijn daarmee verknoopt, soms op de vreemdste manieren. We staan nergens buiten of boven, we zitten er middenin. En we zullen ervoor moeten vechten. Het doet ertoe. De wereld is ervandoor, ik moet je dragen.