We moeten het hebben over groei.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is onze economie ongelooflijk gegroeid. Nederland kwam berooid, kapotgeschoten en hongerig uit de oorlog, en het toenmalige kabinet moedigde mensen actief aan om te emigreren naar Canada of Australië. De reden? Nederland was blut, en zo 'goed' als voor de oorlog, zouden we het wel nooit meer krijgen.
Onze voorouders die achterbleven, staken de handen uit de mouwen. Samen herbouwden ze de steden, fabrieken en kantoren weer op, en legden ze een fundament waar wij — de huidige generaties — op konden doorbouwen.
En zo zijn we er samen in geslaagd om in 75 jaar — amper drie generaties — een ongelooflijk rijk, welvarend en succesvol land te bouwen. Wij zijn rijker en productiever dan ooit tevoren. Het aanzien van onze economie is internationaal zo groot, dat onze overheid inmiddels zelfs geld toe krijgt op staatsleningen. Het vertrouwen van beleggers in de veerkracht van onze natie is zo groot, dat het ministerie van Financiën geen enkele moeite hoeft te doen om de tientallen miljarden euro's te lenen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Sterker, beleggers staan in de rij om ons het geld te lenen, zodanig dat we er zelfs geld op toe krijgen.
En toch gaat het niet onverdeeld goed met ons. Ja, als land zijn we rijker dan ooit. En ja, er zijn weinig landen op de wereld waar je beter af bent dan hier in Nederland. Maar zelfs in ons paradijselijke kikkerlandje heeft 40 procent van de Nederlanders nauwelijks spaargeld, en heeft zelfs 1 op de 5 problematische schulden. Vrijwel nergens in de Westerse wereld is de vermogensongelijkheid zo groot als hier. En zelfs in het rijke Nederland zijn steeds meer mensen voor hun dagelijks brood aangewezen op de Voedselbank.
Voor het uitbreken van de coronacrisis was vrijwel iedereen aan het werk, en toch verdient een deel van die werkenden te weinig om zelf hun huur of zorgpremie te betalen. De lonen van miljoenen Nederlanders zijn simpelweg zo laag, dat de overheid deze met een stelsel van toeslagen moet aanvullen om mensen toch in staat te stellen in hun primaire behoeften te voorzien.