Weet jij waar je eten vandaan komt? Wist je dat zo'n driekwart van de in Nederland geproduceerde landbouwproducten wordt geëxporteerd en dat bijna driekwart van de landbouwgrond, die in gebruik is voor de Nederlandse voedselconsumptie, in het buitenland ligt? Die 30.000 km die een gemiddelde maaltijd aflegt, schuurt als je je realiseert dat er lokaal veel voedsel wordt geproduceerd. Dat moet slimmer kunnen, toch? Ja dat kan slimmer.
Tegelijk moet erkend worden dat de lange, op export gerichte voedselketens ons veel hebben gebracht. Niet eens zozeer dat we de tweede grootste exporteur ter wereld zijn na de Verenigde Staten dat meer dat tweehonderddertig keer zo groot is als Nederland. Export is immers geen doel op zich. De modernisering en mondialisering van de Nederlandse landbouw die sinds de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden heeft geleid tot genoeg en goedkoop voedsel.
Tegelijkertijd hebben deze langere ketens ongewenste effecten. Die lange ketens gaan dwars door de grenzen van onze milieugebruiksruimte heen. Zo staat de biodiversiteit onder druk, is de bodemkwaliteit aangetast, en stoot de lineaire landbouw relatief veel broeikasgassen en stikstof uit. De nadelen zijn niet alleen ecologisch maar ook economisch, omdat de positie van boeren in die lange ketens zwak is. Boeren zijn overgeleverd aan een internationale markt waarop zij bulkproducten aanbieden en ze zich niet kunnen onderscheiden. Ze zijn prijsnemer en kunnen investeringen in duurzaamheid niet terugverdienen. Ze behalen in de keten van boer tot bord de laagste marge, terwijl we als samenleving wel van boeren verlangen dat ze investeren in kringlooplandbouw. Dat kan nu niet uit.
Daarom pleit ik ervoor om meer voedsel te produceren en te eten uit een korte, regionale keten. Een kortere voedselketen is een toeleveringsketen die bestaat uit een beperkt aantal marktdeelnemers die samen streven naar lokale economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten. Zo'n korte voedselketens draagt bij aan kringlooplandbouw, waarbij boeren gebruik maken van grondstoffen uit elkaars ketens en van reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie, zo min mogelijk energie gebruiken en zo veel mogelijk hernieuwbare energie.
Korte voedselketen beperken niet alleen het aantal voedselkilometers maar dragen ook bij aan kringlooplandbouw, omdat kringlopen eenvoudiger regionaal dan internationaal zijn te sluiten. Landbouwproducten die een lange omweg maken en in meer landen hun sporen nalaten, zijn immers moeizamer in een gesloten keten te brengen.
Korte ketens ondersteunen het verdienvermogen van boeren die investeren in verduurzaming. Zij kunnen hun kwaliteitsproducten beter voor het voetlicht te brengen bij afnemers. De melk komt dan niet in een anonieme plas terecht. Nee, de zuivel wordt in onderscheidende verpakkingen gedaan die duidelijk maken dat de melkveehouder investeert in zaken als bijvoorbeeld biodiversiteit en bodemkwaliteit. Doordat er in korte voedselketens schakels worden overgeslagen blijft meer marge over voor boeren, zonder dat de prijs voor consumenten hoeft te stijgen.
Korte voedselketens hebben naast de al genoemde voordelen – het beperken van het aantal voedselkilometers, het faciliteren van kringlooplandbouw, en het ondersteunen van het verdienvermogen van boeren – nog een vierde voordeel dat in de coronacrisis nog eens extra duidelijk werd. Kortere voedselketens kunnen bijdragen aan grotere leveringszekerheid. Winkels en horeca in grote steden zijn sterk afhankelijk van vrachtwagens die voedsel vanuit ver gelegen distributiepunten brengen. Als er vier dagen geen vrachtwagens in een stad als Amsterdam zouden kunnen bevoorraden, zou er geen vers voedsel meer zijn.