NB Deze talk is opgenomen in 2020. Nu gebruikt Selm Wenselaers de voornaamwoorden zij/haar.
Mijn stem vertelt veel over mij. Te veel. Ik heb een diepe, lage stem. Een stem die bij een man past. Maar dat ben ik niet. Ik ben geboren als jongen. Er staat een M in mijn paspoort, net als op mijn geboorteakte. Ik ben geboren als jongen en gedurende mijn puberteit raakte ik in de war. Ik was geen jongen, dus dan moest ik wel een meisje zijn. Ik droomde ervan om een vrouw te worden. In de jaren 90 waren Dana International en Kelly van der Veer bekend, twee voorbeelden van jongens die mooie vrouwen waren geworden. Het was enkel een kwestie van er vol voor te gaan. Het ging niet overnacht, het koste tijd, maar het kon.
Het duurde lang voor ik de moed vond om naar het Genderteam in Gent te stappen, 26 jaar om precies te zijn. Ik kwam daar met de vraag: 'Kun je me alsjeblieft helpen om van een man een vrouw te worden?' Want intussen was ik een man geworden. Na een jaar gesprekken te hebben gevoerd, kreeg ik het label 'transgender' en begon ik aan een hormoontherapie. Mijn huid werd zacht, mijn lichaamsvormen veranderden, ik liet mijn haar groeien, liet haar weglaseren, en werkte aan mijn stem. Ik probeerde vrouwelijk te lopen, vrouwelijk te lachen, kleedde me anders. Alles in een zoektocht naar vrouwelijkheid. En vooral in een zoektocht naar een leesbaarheid voor de maatschappij.
Maar gaandeweg begon er iets te wringen. Ik kreeg het gevoel dat ik uit een kast was, maar een andere weer inkroop. Ik had bepaalde standaarden van vrouwelijkheid gecreëerd waar ik nooit aan kon voldoen. Ik keek beter om me heen en zag hoe mijn vriendinnen en andere vrouwen zich gedroegen, en wat zij aan hadden. Ik begon die standaarden los te laten. Zachtjes aan begon ik te beseffen dat er meer mogelijk was. Ik ontdekte de tussenruimte die ontstaat tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ik werd losser, droeg wat ik makkelijk vond zitten, stopte met stemtherapie. Ik besloot om niet langer iets te worden, wat ik heel lang had geprobeerd, maar simpelweg te zijn, en te landen in dat tussengebied. Om mijn omgeving nog een beetje mee te krijgen, noemde ik mezelf een luie transgender. Het type transgender dat niet echt helemaal zijn of haar best doet.
En toen kreeg ik telefoon uit Amsterdam. Een documentairemaakster, Sophie Dros, wilde me graag volgen. En niet alleen mij, ook vier anderen die zich geen man of vrouw voelen. Ze noemde dat genderfluïde mensen, non-binairen. En zo gebeurde het dat de luie transgender, die achterop was geraakt, ergens achteraan het peloton bungelde, plots naar voren werd gekatapulteerd, en een pionier, avant-garde werd. Genderfluïde was ik. De documentaire sloeg aan.
Een journaliste van NRC interviewde me, schreef mijn verhaal op. Ze belde achteraf om te vragen welke voornaamwoorden ze moest gebruiken. Ik stelde hen/hun voor. Dat had ik niet zelf bedacht. Transgender Netwerk Nederland hield een verkiezing voor het non-binaire voornaamwoord en hen/hun kwam daaruit. In een persbericht schreven ze verwachtingsvol dat het nu een kwestie van implementeren was. Dat deed ik dus. Ik vroeg NRC om het te gebruiken, en de journaliste schreef haar stuk om.
Dat leverde zinnen op als: 'Rond hun 26e vertelde Selm hun omgeving dat hen zich niet thuis voelt in hun lichaam.' Toegegeven, dat is even wennen. Ik hoor vaak mensen zeggen: 'Dat gaat in tegen mijn taalgevoel.' Of ook: 'Hen is een kip, het is een meervoud.' Dat vond de eindredacteur van NRC ook. Hij dacht dat de lezers zouden denken dat er een fout staat. Veel fouten. Hij vroeg me om te kiezen. Hij of zij. Simpel, toch? Uiteindelijk koos ik voor zij.