Woensdag ga ik op de koffie bij Wegahta. Wegahta komt uit Eritrea. Zij is naar Nederland gekomen, achter haar man aan. Haar man is eerst gevlucht en daarna volgde zij. Hij heeft een huis ingericht voor hen en toen zij er eenmaal was, kwamen ze er na een maand achter dat hun relatie op knappen stond. Dat het niet werkt in Nederland. Hij heeft haar het huis uitgezet. Zij kent hier niemand. En gelukkig hebben we in Nederland zoiets als de daklozenopvang of de maatschappelijke opvang. Daar komt Wegahta ook terecht. Het idee is dat iedereen die in de daklozenopvang belandt, daar zo snel mogelijk weer uitkomt.
Wat hebben we bedacht voor iemand als Wegahta, die verder ook helemaal niemand om zich heen heeft? De daklozenopvang spaart een stukje voor haar, van haar inkomen: haar uitkering en zorgtoeslag. Net zolang totdat ze genoeg geld heeft om borg en huur te kunnen betalen voor een woning. Alleen is er iets niet helemaal goed gegaan met de zorgtoeslag. De man van Wegahta zegt dat hij het niet heeft, de Belastingdienst zegt dat dat wel zo is – maar zij heeft niks. En nu zit zij dus al tien maanden in de daklozenopvang, komt erachter dat er niet voor haar gespaard is, en niemand kan haar een perspectief bieden. Überhaupt kunnen ze haar vrij slecht vertellen wat er is, want zij spreekt Tigrinya, een taal die ze in de daklozenopvang niet spreken.
In Nederland kost een jaar lang verblijven in een daklozenopvang 12.000 euro, terwijl wat Wegahta nodig heeft bij elkaar ongeveer 1.200 euro kost. Het systeem helpt haar niet. Dan geven we met elkaar dus 12.000 euro uit om een probleem van 1.200 euro op te lossen.