Het verhaal dat ik vertel zal heel Belgisch aandoen, omdat ik het vertel vanuit mijn ervaring, mijn persoonlijke invalshoek. Maar eigenlijk kan je het ook toepassen op Nederland en zowat elk land in Europa. Het is een transnationaal verhaal. Het debat over de restitutie of teruggave is actueel, maar is niet nieuw. Onze samenleving lijkt enkel over een kortetermijngeheugen te beschikken, waardoor we vaak denken dat de discussies die we vandaag voeren, hedendaagse uitlopers zijn van onze multiculturele samenleving. Of het nu over Zwarte Piet gaat of het verwijderen van koloniale standbeelden, of in dit geval restitutie.
Maar het debat is dus niet nieuw. Want al tijdens de koloniale periode en later bij de onafhankelijkheid van Congo in 1960 waren er vragen voor de volledige restitutie van het cultureel erfgoed. Dus vanwaar de hernieuwde interesse? In maart 2018 verscheen er een rapport van twee onderzoekers, Benedict Savoy en Felwine Sarr. Zij hadden in opdracht van president Macron onderzoek gedaan naar koloniale roofkunst. Hun rapport, dat 108 pagina's telde, was onverbiddelijk. Koloniale roofkunst, al de kunst die geplunderd werd tijdens de koloniale periode door Frankrijk, moet via permanente restitutie teruggegeven worden.
Er wordt geschat dat 80 tot 90% van alle Afrikaanse kunst zich in musea buiten Afrika bevinden. Ja, hoor ik je denken: landen veroveren, kunst plunderen, dat is ook van alle tijden. Napoleon deed dat ook. En wat te denken van de Britten en de marmeren sculpturen van het Parthenon die in de British Museum staan? Terechte opmerkingen zou je denken, maar ze zijn intellectueel oneerlijk, want de vergelijking gaat niet op. Het gros van het cultureel erfgoed bevindt zich nog altijd in de Europese bronlanden. Je kan je onmogelijk inbeelden dat 80 tot 90% van het culturele erfgoed van een Europees land zich bevindt in een ander Europees land, laat staan op een ander continent.
Ik neem je weer mee naar de jaren 90. Dit keer naar een piepkleine slaapkamer in een middelgrote Vlaamse stad. Elke avond voor het slapengaan vertelde mijn vader mij een verhaal. Hij deed dat in het Amhaars, een van de vele talen die in Ethiopië gesproken wordt. Elke avond herontdekte ik mijn geboorteland in heerlijk magisch-realistische fabels en sprookjes. Hij vertelde telkens verhalen waarin een kleine, subtiele les verwerkt zat, zodat ik, zo hoopte hij althans, mijn kamer minder hopeloos rommelig zou achterlaten of doordat ik af en toe minder koppig zou zijn. Helaas kwam de boodschap niet altijd goed over.
Een verhaal dat ik met je wil delen, is het verhaal van de ezel en de hond. Heel lang geleden, toen de dieren nog spraken, waren er een ezel en een hond. Op een dag besluiten zij weg te lopen van hun verschrikkelijke menselijke eigenaar, naar een ver bos. In het begin hebben ze schrik, ze schuilen. Maar na verloop van tijd zijn ze niet bang meer en ze leiden een luilekkerleventje. Tot ze op een dag te laks worden en dan zoveel lawaai maken dat de hyena's hen horen, opsporen en uiteindelijk opeten. Het is een verhaal over hoogmoed, zoals we vele verhalen kennen, ook in de Griekse mythologie. Denk maar aan het verhaal van Icarus die te dicht bij de zon vliegt en neerstort, afgebeeld door de Vlaamse schilder Bruegel.
Dit brengt mij bij mijn tweede vroegste herinnering aan een museumbezoek, namelijk het zien van het schilderij van Bruegel in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Ik had er meteen een persoonlijke band mee omdat ik het thema herkende. Ik voelde me betrokken omdat ik het linkte aan het verhaal van de ezel en de hond dat mijn vader mij vertelde. Stel je voor dat je naar Congo zou moeten reizen om het meesterwerk van Bruegel te zien. Redelijk lachwekkend.