En dat is het probleem. Je perspectief op de wereld is gevormd door het leven dat je tot nu toe hebt geleid. Wij moeten tegen onze eigen wensen leren in te denken. Als een idee goed voelt – een vriend van mij noemt dat 'apple pie ideas' – en je een warm gevoel van binnen geeft (zoals 'wij zijn allemaal vrij'), dan moet je ontzettend sceptisch worden.
Want filosofie gaat niet over je goed voelen. Filosofie gaat over uitvinden hoe het zit. Misschien zelfs om uit te vinden dat we er nooit iets over kunnen weten. Daarvoor is dit ambacht bedoeld dat wij filosofie noemen, en dat in het oud-Nederlands zo prachtig 'wijsbegeerte' heet. Dat betekent: Wij begeren wijs te worden, wij willen wijs worden. Maar hoe wijs je wordt, dat zegt het woord eigenlijk niet. En dat heeft een lange traditie in de filosofiegeschiedenis.
Een van de grootste filosofen die nooit echt beroemd is geworden, is de Amerikaanse filosoof John Dewey. Hij zei in een laat boekje dat na zijn dood is verschenen, dat de Griekse filosofie waarop onze filosofiegeschiedenis is gebouwd niet alleen een weerspiegeling van de Griekse maatschappij was, maar ook een rechtvaardiging van de Griekse maatschappij. Het is in wezen een dualistische filosofie: je hebt het hoge en het lage, het edele en het gemene, het ware en het foute.
En Dewey zegt: Nou, dit is een maatschappij geweest van slavenhouders. En het waren de aristocraten die aan filosofie deden, zij waren de hogen, zij waren de waarheid. En daarom was het heel interessant te zeggen: Ja, maar de rest is niet edel, niet waar, dat is vies. Dat hoort er niet bij.
En dan zie je dat het een weerspiegeling en een rechtvaardiging is van een maatschappij, waar het christendom op voortbouwt. Dat neemt die ideeën over van het reine en het vieze, het hoge en het lage, de ziel en het lichaam, en de geest en de wereld. Dan zie je: We borduren verder op een fundament wat er al mee begint om een status quo te willen rechtvaardigen.
Daarom zeg ik: Misschien is het een interessante filosofische uitdaging om te leren tegen onszelf in te denken, tegen ons eigen wensdenken in te denken. Als wij vinden 'o ja, dat klinkt leuk', dan moet je zeer sceptisch worden.
Er is nog een andere filosoof van wie ik bijzonder hou. Een soort persoonlijke vriend, Denis Diderot. Een Franse filosoof uit de 18e eeuw. Hij had er een andere benadering voor, die ik heel interessant vind. Als jongeman wilde hij jezuïet worden. Hij was een ontzettend religieuze jongen. En toen kwam hij naar Parijs. En, zo schrijft hij, hij ontdekte mooie meisjes. En hij ontdekte het theater. De puberteit sloeg toe. Toen werd hij toch maar geen priester. Hij ging een heel andere kant uit.
Maar iets wat hij nooit heeft verloren, nooit is kwijtgeraakt, is het vermogen iets te kunnen geloven. Het vermogen om in een grotere betekenis te geloven. In een groot verhaal te geloven. Het probleem was alleen: hij wist dat het niet waar was.
Hoe ga je daarmee om?
'Ik wil graag geloven, ik wil graag religieus zijn, maar ik kan het niet meer. Ik wil graag een groot verhaal hebben, maar ik weet dat het verhaal niet klopt.'
En ik denk dat we daarmee weer een beetje nabij de kiezers van vandaag komen. Die willen ook hun verhaal hebben. Want als ze een keuze maken, geven ze geen objectief oordeel over de wereld, maar vertellen ze hun eigen verhaal.
Als je conservatief kiest, dan zeg je: 'Ja, we hebben ieder een keuze, we zijn machtig ons eigen leven te leiden en wie dat niet doet, die verdient ook niet dat we hem helpen.' Dat is een verhaal dat je over jezelf vertelt. 'Ik ben een vrij mens, ik heb de keuze om te doen wat ik wil.'
Als je groen kiest, dan heb je een ander verhaal. Dan zeg je: 'Ik moet voor de wereld leven, ik ben deel van de wereld. Daarom ben ik een moralistisch mens, een goed mens.' Ook een soort verhaal.
Het is dus altijd een vraag van verhalen over jezelf te vertellen. En je vertelt het verhaal waar je je het best bij voelt, waar je je lekker bij voelt. Maar dat is misschien niet een verhaal dat altijd klopt met de wereld die je aantreft.
Als je een stapje terug zou nemen, meer feiten zou bekijken en zou zien: Hoe zit het nou echt? Hoeveel keuze hebben andere mensen? Hoeveel keuze hebben mensen die zonder opleiding opgroeien? Mensen die in een zeer moeilijke situatie opgroeien, hebben die dezelfde keuze als mensen die uit een middenklasse-gezin komen en waarvoor de ouders de universiteit betalen, en die altijd alle hulp hadden? Is dat nou echt zo?