Vrienden, ik heb een groot probleem met vegetariërs. Eén van mijn beste vriendinnen woont in België. Zij is overtuigd vegetariër. Ze woont in een leuk boswachtershuisje, dat heeft ze verbouwd. Ze stookt hout, verbouwt haar eigen groente. Ze vindt dat we geen vlees moeten eten. Ze zegt: 'We verrampeneren de hele aarde', en ze heeft helemaal gelijk.
Daar ga ik wel eens naartoe. En dan rijd ik door dat bos. Ze stookt hout dus er komt altijd rook uit de schoorsteen. Ze kookt altijd voor me, ze kan hartstikke goed vegetarisch koken. Laatst zei ze: 'Zullen we in een restaurantje gaan eten?' Hartstikke leuk, dus we zijn daar gaan eten. Ze hadden daar een haantje van de rotisserie, op een draaispitje. Dat vind ik het lekkerste wat er is. Ik zeg: 'Vind je het erg als ik dat neem?'
Dat was geen enkel probleem. Toen dacht ik, dat is eigenlijk raar. Je hebt een ideaal, maar als je beste vriend het tegenovergestelde doet, dan wuif je het weg. Wat is dat dan voor ideaal? Stel, je loopt met een vriend door de supermarkt en die jat wat, steekt het in zijn zak en geeft een knipoog. Dan denk je: ben je besodemieterd?! Voor mij is niet stelen nogal belangrijk. Dan heb ik het erover en dan zorg ik dat het verandert. Je moet toch idealen hebben, je moet toch ergens voorgaan in de wereld? Of ben ik niet belangrijk genoeg?
En toen dacht ik, stel dat ze dat had gedaan. Stel dat ze had gezegd: 'Ik heb liever niet dat je een kippetje eet.' Dan zou ik me toch op mijn pik getrapt voelen. Het is mijn leven! Ik leef mijn leven op mijn manier, jij op jouw manier, dan zijn we tevreden. Zo is het toch? We willen ons leven precies zo inrichten als we zelf willen. We worden rijk, we hebben steeds meer keuzes. Als je heel rijk bent, kun je alles. Een zwembad maken in de woestijn en met alle vrouwen naar bed. We hebben steeds meer mogelijkheden ons leven naar wens in te richten. Als je geen zin hebt naar een kledingwinkel te gaan, bestel je het op internet. Boodschappen bij de supermarkt, je kunt ze laten bezorgen. Of je kunt het op je werk intikken en dan kun je een kratje halen. Even snel naar binnen, even snel naar buiten.
Zo komen we steeds meer op eilandjes terecht. We hebben steeds minder contact nodig met mensen. Als je ergens de weg kwijtraakt, ga je niet de weg vragen, je hebt je smartphone. Je hoeft geen contact te maken. Je weet hoe het werkt bij Google. Ik heb het experiment zelf ook gedaan: Ik tik wat in, mijn vriendin tikt wat in en we krijgen totaal verschillende resultaten. Je krijgt te horen wat jij wilt horen, want ze kennen je. Wat fijn allemaal. Daardoor krijgen we steeds minder impulsen van buitenaf en kom je steeds meer op eilandjes terecht. Je ziet het, de helft van de fietsers zit op zijn smartphone. Dat het groen is, maakt geen reet uit, ik ben een mailtje aan het checken. Iedereen komt steeds meer op zijn eilandje terecht. En eilandjes zijn levensgevaarlijk.
Er is een prachtig boek van David Quammen, Het lied van de Dodo. Hij beschrijft wat er gebeurt met dieren die op een eiland komen. Er ontstaan hele bijzondere dieren zoals de dodo. Maar ze worden ook veel kwetsbaarder om uit te sterven. De genenpool is te beperkt. Als dieren meer verspreid zijn, dan zit er altijd wel een lui konijn tussen dat niet zijn hol in gaat als er een meteoriet valt. Dat is de manier om te overleven, omdat die eigenschappen er dan ook nog zijn. Bij ons geldt dat voor de ideeën die we hebben. Wat wij nodig hebben om te overleven, zijn steeds nieuwe ideeën. Als er één ding is waar de mens succesvol in is, behalve voortplanten, dan is dat het inspelen op nieuwe omstandigheden. Daarom zijn we zover gekomen. Ideeën, memes, zijn het allerbelangrijkst.
Een tijdje geleden was ik bij een monnik. Ik ben drie jaar geleden begonnen met mediteren, ik doe het nog een beetje. Iemand zei: er komt in Amsterdam een monnik, daar moet je naartoe gaan. Het was in Amsterdam-West. Een soort kantoorzaaltje, je weet wel: systeemplafondje, TL-licht. Veertig vrouwen in de moeilijke leeftijd waarbij klankschalen en reiki het net niet hadden gedaan. Ik zat daar zo'n beetje als enige man. Er liepen mensen in witte gewaden. Die zeiden allemaal: De monnik komt, de monnik komt. In het Engels, hè. En de monnik kwam.
Er ging een deur open en er kwam een soort Lambik, een soort bodybuilder, heel klein, naar buiten. Zwart T-shirt, zwarte korte broek. Een rij witte met tanden. Hij zei: 'Hi, I'm from Las Vegas and I'm your monk.' Topgast. Hij was in Las Vegas aan lagerwal geraakt en door een monnik gered. Drugs, drank, hoeren, alles had hij overleefd en hij wilde ook monnik worden. Het was een prachtige avond. We hebben een paar oefeningen gedaan die echt gaaf waren, over hoe je je gedachten kunt controleren. Na afloop, toen stond hij daar. En geen van de dames ging naar hem toe, die waren met zichzelf bezig en aan het verwerken wat er gebeurd was. Ik dacht, dit is mijn kans! Dus ik ging naar die man toe.