Een half jaar later stond ik achter Newt Gingrich, een andere presidentskandidaat, op een podium. Hij had de voorverkiezing in zijn staat gewonnen en hield een overwinningsspeech, waarin hij allerlei dingen zei die sterk overdreven waren of gewoon feitelijk niet klopten. De mensen juichten hem toe, terwijl ze wisten dat veel van wij hij zei niet waar was. Maar het maakte ze niet uit. Zij hoorden wat ze wilden horen. Toen Gingrich daar later door een journalist over bevraagd werd, zei hij: 'Ik ben politicus. Het maakt mij niet uit wat de feiten zijn of wat de waarheid is, maar wat de kiezer als waarheid voelt.' Dat was al een stapje verder dan bij Mitt Romney in het gymzaaltje. Van een leugentje om bestwil, naar 'wat de mensen als waarheid voelen'. Sinds die tijd ging het steeds meer schuiven.
Nog maar een paar jaar geleden, als er iets gebeurde in het nieuws, dan waren er feiten: wat is er gebeurd, hoeveel slachtoffers, wat is de oorzaak, is er wetenschappelijk bewijs? Er was één waarheid, maar er waren wel verschillende interpretaties van die waarheid: rechts ging er de ene kant mee op, zag andere oplossingen of achterliggende problemen dan links, dat er zijn eigen spin aan gaf. In die periode deden de nieuwszenders hetzelfde: verslag doen van wat er gebeurde in de wereld. Een klein deel van de inhoud die zij leverden werd ingevuld door experts, commentatoren of deskundigen, die duiding, kleur en een mening gaven aan wat er net gebeurd was.
Nu, een paar jaar later, is die verhouding totaal omgedraaid: sommige zenders doen nog maar 15 procent van hun tijd verslag van wat er gebeurt, en maar liefst 85 procent wordt opgevuld met panels van deskundigen, gesprekken over interpretatie en het 'inkleuren' van het nieuws. Als neutrale toeschouwer die graag wil weten wat er gebeurd is, en daar graag zijn eigen mening over vormt, word je er gek van. De feiten verdwijnen terwijl je zit te kijken. Maar de kijker loves it: in Amerika zijn de kijkcijfers van het rechtse FOX News en het linkse MSNBC gestegen. CNN probeerde het eerst op de ouderwetse manier: verslag doen, en dan beide partijen in de analyse aan het woord laten. Gevolg: de kijkcijfers zakten in en de koers werd snel gewijzigd.
In januari 2017 stond ik op de Mall, het uitgestrekte veld in Washington DC voor de gebouwen van het Congres. Om tien uur in de ochtend zou daar de nieuwe president, Donald Trump, zijn inauguratiespeech geven. Mijn cameraman en ik waren verbaasd: vier jaar geleden en acht jaar geleden bij de inauguratie van president Obama, moest je al om zes uur op het veld staan om niet helemaal achteraan, op bijna een kilometer aan te moeten sluiten. Nu reden we in de taxi rond half negen door de stad en vroegen we ons af waarom het zo rustig was. Op het veld zelf waren de vakken halfvol. Te verwachten, bij een Republikeinse president in een Democratische stad als Washington, maar toch.