In de jaren 60 konden pastoors nog aan hun parochianen vertellen op wie ze moesten stemmen. De hoofden van bepaalde partijen nog konden bellen naar krantenredacteurs en zeggen: 'De volgende dag maak je deze kop.' Er was iets heel autoritairs aan die klassieke partijdemocratie. Je zag dat heel duidelijk bij de verzuiling. Mijn moeder komt uit een christendemocratisch gezin, dat de christendemocratische traditie haar met de paplepel heeft meegegeven. Dat is iets wat je erfde. Als je ouders socialist waren, was jij ook socialist. Als je ouders christendemocratisch waren, was jij ook christendemocratisch. En nu zeggen we: opgeruimd staat netjes. We zijn allemaal mondige burgers geworden die via internet direct inspraak hebben op de politiek. We zouden eigenlijk geen nostalgie moeten hebben voor die klassieke partijdemocratie.
Het tweede antwoord wat vaak gegeven wordt, heeft betrekking op nieuwe partijen. Is dat wat er in de afgelopen vijftien jaar gebeurd is geen crisis van de politieke partij, maar eerder een soort van verrijking van het partijlandschap? Er zijn gewoon veel nieuwe partijen. Soms zijn dat ook hele levendige partijen. Denk aan de PVV of het Forum voor Democratie. Denk aan de vijfsterrenbeweging in Italië. La France Insoumise in Frankrijk en nu onlangs ook The Independent Group in het Verenigd Koninkrijk. In plaats een verschraling van het partijlandschap, zie je eerder een verrijking. Er is meer keuze.
Maar toch is er een probleem: veel van de zojuist genoemde nieuwe partijen lijken eigenlijk in geen enkel opzicht op de klassieke partijen. Sommigen daarvan zijn niet eens partijen. De PVV is officieel geen partij, maar een vereniging die op de naam van Geert Wilders staat. Hij is het enige lid. Je kan ook geen lid worden van die partij, zoals je dat bij traditionele partijen kan. Eerder moet je jezelf als volger aangeven. Of als volgeling, zoals sommige mensen zullen zeggen. Een beetje zoals je dat op Facebook of Twitter doet. Daarmee wordt aangeven dat je directe invloed hebt op iemand als Wilders, die als enige de PVV vertegenwoordigt.
Wilders is natuurlijk helemaal niet de enige die dergelijke tactieken toepast. Veel klassieke partijen hebben vooral in de laatste vijftien jaar veel van deze mediastrategieën gebruikt. Dat is niet verbazingwekkend, aangezien ze veel kernkiezers kwijt zijn. Ze hebben geen sociale basis meer binnen hun partij. Ze hebben geen bedrading in de maatschappij. Dat betekent eigenlijk dat iedereen en niemand een potentiële kiezer wordt. Wat gebeurt, is speculeren op een programma of speculeren op beleidskeuzes die mogelijk populair zouden zijn bij het electoraat. Hoe doe je dat? Via spindokters. Die kan je inhuren. Of via mediamarketingbureaus. Die kan je ook inhuren. Of door veel tijd te besteden aan Twitter.
Het is duidelijk dat er resultaten te boeken zijn met die strategie. Het internet is een bijzonder machtig en mondig medium. Maar tegelijkertijd zijn er een aantal gevoelige problemen met betrekking op het vormen van politieke actie die zich naast het partijlandschap bevinden. Soms geven ze de illusie van een bepaalde directheid. Ze geven de indruk dat we directe invloed hebben op het politieke bedrijf, die eigenlijk helemaal niet zo direct is. Als je bijvoorbeeld kijkt naar iets wat vooral de laatste tijd heeft plaatsgevonden, de scholierenmarsen, dan zie je heel duidelijk de beperkingen van organisatievormen die niet via de partij willen passeren.
Wat je ziet bij die scholierenmarsen is dat elke donderdag de scholieren in Vlaanderen de straat op gingen om een ambitieuzer klimaatbeleid te eisen. Op een gegeven moment was daar uit het traditionele partijcircuit natuurlijk interesse in. Het is een uitdrukking van een bepaalde volkswil waar zij rekening mee moeten houden. De christendemocraten in Vlaanderen, de CD&V, wilden 300 jongeren uit die scholierenmarsen bij hen op het partijbureau uitnodigen. Ze wilden in debat gaan, om een lijst met eisen en beleidsvoorstellen op te stellen en die lijst in het partijmanifest te steken, of zelf aan het parlement voor te leggen.