In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer ruimtewetenschapper Maggie-Aderin-Pocock over durven dromen.


Ik begin met een bekentenis. Ik ben doctor Maggie Aderin-Pocock en ik ben een zelfverklaarde maniak. Dat klinkt raar, maar het klopt wel. De maan heeft me altijd gefascineerd. Dag en nacht staar ik ernaar. Ik ben dus een echte 'maan-iak'. De maan heeft veel verschijningsvormen. De prachtige totale zonsverduistering, als de maan voor de zon schuift en je de zonne-atmosfeer in detail kunt zien. Of een maansverduistering. De schaduw van de aarde valt dan over de maan en de maan wordt langzaam opgeslokt. En dat eindigt met een bloedmaan. Vroeger vonden ze die vast angstaanjagend. Toen ik het voor het eerst zag, vond ik het ook eng, al wist ik wat het was.

Als kind hoorde ik over die geweldige fenomenen. Ik woonde in Londen en keek 's nachts naar de hemel. In Londen heb je veel luchtvervuiling en bewolking. Maar soms zag je de maan door de wolken schijnen. Dat inspireerde me. Een andere inspiratie waren de maanlandingen. Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat de mens voet op de maan zette. Ik groeide op met de opwinding daar omheen. Ik ben geboren in 1968 en in '69 landde Neil Armstrong op de maan. Dat wilde ik ook. En ik wilde nog veel verder reizen, helemaal naar de sterren. Het kwam ook door Star Trek: 'Live long and prosper.' Ik keek Star Trek en vond het geweldig dat ze in dat ruimteschip avonturen beleefden in andere zonnestelsels. Luitenant Uhura, die wilde ik zijn. En nog steeds. Weer een bekentenis. Daar fantaseerde ik over als kind, en ik besloot dat ik de ruimte in wilde.

Krankzinnige ideeën kunnen werken. Met dromen kunnen we veel verder komen dan we voor mogelijk hielden.

De Amerikanen droomden ook groot. Want om mensen binnen de door hen gestelde periode op de maan te zetten was een krankzinnig idee. Kennedy beloofde dat hij vóór 1970 een man op de maan zou zetten. Daar hadden ze dus maar 8 jaar voor. En ze liepen achter in de ruimtewedloop. Ze hadden een suborbitale vlucht gedaan. Dan lanceer je iemand in de ruimte en die valt dan weer terug naar de aarde. Van die fase naar een maanlanding was een grote sprong. Ze moesten een ruimteschip lanceren vanaf aarde dat na enkele banen rond de aarde naar de maan zou vliegen, daar in steeds kleinere cirkels omheen zou draaien en dan zou landen. En ze moesten veilig terugkeren op aarde. Krankzinnig om dat binnen acht jaar te willen, maar het lukte. Vooral door de uitdaging anders te bekijken. Ze kwamen met nieuwe aanbestedingscontracten. Ruim 400.000 contracten. Ze investeerden er geld in, én hersenen.

Krankzinnige ideeën kunnen werken. Niet alleen ideeën van landen, maar ook van individuen. Een van m'n lievelingsdichters is Li Po, een Chinese dichter van eeuwen terug. Hij schreef simpele gedichten over de maan. Maar hij ging een beetje te ver. Na een avondje drinken roeide iemand hem een keer naar huis en hij zag de maan weerspiegeld in het water. Hij werd erdoor betoverd, viel in het water en verdronk. Dan ga je echt te ver.

Er was ook een Nederlandse grootheid: Christiaan Huygens. Hij kwam met ongelooflijke ideeën. Hij keek met een telescoop in de ruimte en zag een van de manen van Saturnus. Dat was Titan. Een ruimtesonde die naar Huygens vernoemd is, is later op Titan geland. Het oppervlak zag er bekend uit, met riviertjes en rotsblokken. Maar Titan staat ver van de zon en het is er erg koud. De riviertjes bestaan niet uit vloeibaar water, maar uit vloeibaar methaan. Vanwege zijn ideeën was Huygens, net als ik, een maniak. Vlak voor z'n dood publiceerde hij een boek — heel slim, om dat dan te doen, voor het geval het controversieel is. Hij publiceerde z'n boek, half wetenschap, half science-fiction. Hij wilde weten of er nog meer planeten waren, waar mogelijk leven was. En om leven te vinden, moet je op zoek naar vloeibaar water, zo bedacht hij. Dat is nu geaccepteerd, maar toentertijd werd je voor maniak versleten.

Ook in de wetenschap zijn er grootse ideeën. We kijken niet op een cent en doen dingen die we niet voor mogelijk hielden. Laatst was er die foto van een zwart gat. Een zwart gat is een gebied in de ruimte waar de zwaartekracht zo sterk is dat licht niet kan ontsnappen. Een foto ervan nemen is dus lastig. Om het scherp te zien koppelden ze telescopen in de hele wereld aan elkaar. Zo kreeg je een grote basislijn en een hoge resolutie om het magische zwarte gat zichtbaar te maken.

En we gaan nog verder, want we zijn nog altijd op zoek naar leven in het heelal. Nu ook buiten ons zonnestelsel. Het leuke is dat we nu naar manen kijken. Vroeger dachten we dat er alleen leven kon bestaan in de bewoonbare zone waar de temperatuur op een planeet vloeibaar water toelaat. Niet te warm, niet te koud, maar precies goed. Nu kijken we verder, naar de manen van grote planeten. Zoals naar Titan en Enceladus, een maan met 'n korst van ijs en vloeibaar water eronder. Daar zou leven kunnen voorkomen. Op manen kun je dus leven vinden.

We zoeken nu ook buiten ons stelsel naar exoplaneten. Dat zijn planeten bij andere sterren. Aan de nachthemel zie je talloze sterren. Dat zijn allemaal zonnen zoals onze zon. Er werd gespeculeerd over planeten bij die sterren. En met onze grotere telescopen zien we ze nu. Ze worden steeds groter en beter. Ik heb een tijdje op de Very Large Telescope gewerkt. Vier telescopen van acht meter bij elkaar. En ik mocht ook op de Extremely Large Telescope werken. Die telescoop heeft een doorsnee van 39 meter. En ik hoop de Overwhelmingly Large Telescope nog mee te maken. Die heeft een hoofdspiegel zo groot als een voetbalveld. Met die telescopen brengen we die ongelooflijke verschijnselen in beeld. Zoals dus die exoplaneten.

Exoplaneten zijn moeilijk waar te nemen omdat ze zelf geen licht uitstralen, maar we kunnen er unieke wetenschap mee bedrijven. Want als de planeet voor z'n ster langs schuift, valt het licht van de ster even weg. Wat we ook kunnen doen: als alles goed staat en er een exoplaneet langskomt, dringt er een klein beetje sterrenlicht door de dunne atmosfeer rond de planeet. Met spectroscopie kunnen we dat licht analyseren en bepalen welke chemische stoffen de atmosfeer van die verre planeet bevat. Toen ik dat hoorde, dacht ik: dat lijkt science-fiction, maar het gebeurt nu. Iedereen moet dus grootse ideeën hebben en de grenzen opzoeken.

Ik wilde altijd de ruimte in, door Star Trek. Drie jaar geleden heb ik mijn grote idool van Star Trek ontmoet, Nichelle Nichols, die luitenant Uhura speelde. Mijn droom kwam uit. Maniak zijn levert dus wat op. Maar ik wil dus graag de ruimte in. Ik ben nu in de vijftig, en m'n droom lijkt niet echt haalbaar. Maar ook nu weer zoek ik de grenzen op: als we naar onze meest nabije ster willen reizen en naar de 300 miljard andere en dat met de snelheid van Voyager, een ruimtesonde uit de jaren zeventig, dan zouden we daar 76.000 jaar over doen. Alleen van onze ster naar onze buurster. De Voyager vliegt 17 kilometer per seconde. Dat is snel, maar niet snel genoeg. Ik heb geen 76.000 jaar om m'n droom te realiseren.

Nu is er nieuwe technologie, het zonnezeil. Het is een plaat ultralichte kunststof. Vanaf de aarde kunnen honderden lasers fotonen naar het zonnezeil schieten. De fotonen brengen hun impuls over op het zeil en versnellen het tot een vijfde van de lichtsnelheid. In Star Trek-termen is dat een kwart warp. Een vijfde van de lichtsnelheid. Als we daarin slagen, kunnen we van ons zonnestelsel naar buurstelsel Proxima Centauri reizen. Niet in 76.000 jaar, maar in slechts twintig jaar. Mijn droom is echt krankzinnig. Maar als je erin gelooft, komt hij binnen bereik. Er zijn beperkingen. De sonde die we sturen mag hooguit een gram wegen. Dus ik kan het voorlopig vergeten. Maar het gaat er vooral om dat we groots en meeslepend durven te denken.

De aarde kent veel uitdagingen. Ik werk soms aan satellieten die windsnelheden in onze dampkring meten. Dat vergroot ons begrip van klimaatverandering. Om klimaatverandering op te lossen moeten we durven dromen. Een andere aanpak bedenken voor problemen. En echt geloven dat het mogelijk is. Ik vind dat iedereen, landen en individuen, moeten durven dromen. Want met dromen kunnen we veel verder komen dan we voor mogelijk hielden. Het bevalt mij goed, dus jullie vast ook.