Mijn naam is Dalilla Hermans en die naam zegt al heel veel over mij. Dalilla, een beetje exotisch, niet helemaal thuis te brengen. En Hermans, oervlaams. Ik ben geboren in Rwanda in 1986. En ik ben tweeënhalf jaar later geadopteerd door twee hele fijne Vlaamse ouders. Ik heb intussen met mijn knappe man drie kleine kinderen. En voor de oudste daarvan schreef ik enkele jaren geleden een hele lange brief. En die brief werd een boek, Brief aan Cooper en de wereld. Voor zijn twee zusjes schreef ik een kinderboek, Brown girl magic.
Alles wat ik doe naast moederen, of dat nu schrijven is of spreken of op je beeldbuis springen, is geworteld in de strijd tegen racisme. Ik zeg heel bewust 'strijd'. Want dat is wat het is. Een strijd, een gevecht tegen machtige structuren, tegen instellingen. En helaas heel af en toe, zo weinig mogelijk, tegen individuen. Deze strijd is niet nieuw. Ze wordt al eeuwenlang gevochten. Jammer genoeg zijn degenen die in de frontlinie staan in die antiracistische strijd, die het eerst op de barricaden staan, heel vaak mensen die het vaakst slachtoffer worden van racisme. Simpel gezegd, het zijn mensen van kleur die in de frontlinie staan.
Dat is normaal, zou je op het eerste gezicht zeggen. Het zijn ook vaak vrouwen die vooraan staan in de strijd tegen het patriarchaat. Of mensen uit de LGBTQ-gemeenschap die het snelst en het felst een lans breken tegen homofobie. Toch, er is een leuze uit de burgerrechtenbeweging die nog steeds heel waar is. Het is ook voor witte mensen en onze westerse samenleving erg belangrijk dat we die strijd voeren. Ook wij, de westerse maatschappij, ervaren veel negatieve gevolgen van het racisme dat leeft. Waar ik op doel is dit.
Racisme op de arbeidsmarkt ontneemt onze economieën van talent en innovatie. In Vlaanderen kunnen wij spreken van een soort braindrain. Mensen van kleur die hoog opgeleid zijn, die goede ideeën hebben, trekken naar andere landen en andere steden, specifiek omdat ze het racisme in de sollicitatieprocedures beu zijn. Racisme in het onderwijs ontneemt onze kinderen goede en grondige kennis van de geschiedenis. Het is ook niet in het belang van witte kinderen dat zij delen van onze geschiedenis en wereldgeschiedenis niet kennen. Racisme in de politiek, de steeds xenofobere retoriek die door onze politieke leiders gebruikt wordt, maakt onze maatschappij onveiliger. Het aantal haatmisdrijven stijgt. Elke vorm van decorum verdwijnt stilaan. Dat zorgt voor veel angst en onrust bij een hele generatie mensen van kleur die hier nu opgroeit. Angst en onrust zijn de beste voedingsbodem voor polarisatie. Dat is gevaarlijk.
De strijd tegen racisme is een strijd voor een betere wereld. Ook voor witte mensen, ook al zien we dat niet altijd zo. Als ik zelf naar een Amerikaanse highschool was gegaan, dan had er waarschijnlijk in mijn jaarboek gestaan: least likely to become an activist. Ik was daar totaal niet mee bezig. Integendeel, ik was vroeger eerder het type dat snel zei: 'Dat valt allemaal wel mee.' Zoals Martin Luther King het zou zeggen: 'Dancing when I didn't hear music, and laughing when I wasn't tickled.'
Al mijn vrienden, mijn ouders, mijn leerkrachten waren immers wit. En buiten die millimeter vacht die mijn lijf tegen de elementen moet beschermen dacht ik zelf ook dat ik wit was. Als mensen aan mij vroegen toen ik opgroeide, waar kom jij vandaan, dan antwoordde ik de naam van mijn dorp. Dat was niet sarcastisch bedoeld. Ik zei dat niet om het latent racisme in die vraag aan te kaarten. Ik zei dat omdat het voor mij zo klopte. Ik was een grietje, een meisje, uit de Kempen. Ik had helemaal niets met mijn roots. Integendeel zelfs. De dingen die verwezen naar mijn roots – mijn kroeshaar, mijn donkere huid, dingen die ik nu mooi vind en waar ik nu best trots op ben – daar schaamde ik mij vroeger bijna voor.