Best wel wat wikken en wegen. Mijn omgeving code-switchte dus ook ten opzichte van mij. Dat heeft alles te maken met de verwachtingen die ze van mij hadden, vanuit hun manier van kijken naar iemand. Die eendimensionale blik van de wereld bepaalt dat je maar één identiteit tegelijk kan zijn en maar één set van gedrag kan vertonen. Mijn identiteit ontwikkelde zich juist op een kruispunt tussen de Rwandese woonkamers en de Nederlandse schoolbanken. Als je code-switcht blijkt dat uit drie dingen. Een verandering van je taalgebruik, een verandering van je reactie door verandering van je omgeving, of een verandering van je gedrag.
Jongeren met een migratie-achtergrond zou je eigenlijk al jonge interculturele communicatie-experts kunnen noemen. Maar voor mensen uit de dominante cultuur, zoals mensen uit bijvoorbeeld witte omgevingen, is dat toch wat lastiger en onbekender. Het lijkt alsof code-switchen een simpele aanpassing aan de omgeving is, wat iedereen weleens doet. Als je uit het zuiden van de Lage Landen komt en je naar de Randstad verhuist, krijgt je veel te horen over je zachte 'g', en dan kan het voorkomen dat je dit naar verloop van tijd gaat verbloemen. Dus je zou kunnen zeggen dat iedereen zich eigenlijk weleens aanpast aan zijn omgeving om niet buiten de boot te vallen.
Maar daarvoor betalen we niet allemaal dezelfde prijs. Op 17-jarige leeftijd leerde ik hoe tastbaar de prijs van code-switching kan zijn voor mensen met een migratie-achtergrond. Ik besloot een bijbaantje te nemen bij een callcenter. Het was de laatste zomer voor het einde van mijn middelbare school en ik wilde sparen voor mijn studie. Ik mocht even een voorstelrondje in de kantine doen. En vervolgens mocht ik de callcenterruimte binnenlopen om daar te gaan zitten voor mijn eerste echte test-call. Toen ik daar ging zitten merkte ik iets vreemds op. Ik hoorde dat iedereen zich voorstelde met de achternaam Jansen. En de voornamen waren ook niet hetzelfde als wat ik net in de kantine hoorde. Mo was ineens Michiel. Khadija was Katrien en Sherella was Cilly. Natuurlijk een beetje gek.
Het was op dat moment dat mijn code-switchinginstrument ook overuren begon te draaien. Het was mijn eerste kennismaking met een van de beruchte eigenschappen van code-switching, en dat is de sollicitatiestem. Of ik moet eigenlijk zeggen: de witte sollicitatiestem. Want in popcultuur noemen ze dat 'the white voice'. Die innerlijke witte stem gebruiken mensen van kleur soms in witte omgevingen om goed voor de dag te komen. Het is je semi-accentloze stem. De stem waarmee je opneemt als een professionele werkgever je opbelt. Of de stem waarmee je antwoordt als een politieagent je staande houdt, of als je indruk wilt maken op die ene leidinggevende tijdens dat bedrijfsfeestje. Die white voice was dus iets dat ik op dat moment leerde kennen.
En ook dat kan best wel logisch klinken. Het kan zijn dat je denkt dat dit gewoon de manier van aanpassen is als je in een formele setting zit: iedereen doet dan extra hard zijn best. Maar het heeft een extra prijs voor mensen van kleur die zich dan ook echt als een andere persoon moeten voorstellen. Ik doopte mezelf na die eerste testcall om tot Christel Jansen. Dat bleek net wat lekkerder te verkopen. Code-switchen is dus in feite meer dan een taal van onderonsjes. Het is ook een overlevingsstrategie waarmee je de eendimensionale blik waarmee de wereld naar je kijkt kan navigeren en ook kan bevechten.
De prijs die mensen van kleur betalen die niet kunnen code-switchen kan daarom best wel fors zijn. Omdat je wel moet omgaan met die eendimensionale blik waarmee er naar je wordt gekeken, die voortkomt uit onwetendheid, uit de manier van kijken waar mensen niet aan gewend zijn, omdat jij er anders uitziet. Het komt voort uit aannames, en niet zelden ook uit racistische en islamofobe vooroordelen.
De noodzaak om te kunnen code-switchen zegt alles over de tijd waarin we leven. Een tijd waarin grootsteden steeds meer diversifiëren en aan het globaliseren zijn. Neem een stad als Amsterdam, waar meer dan 50% van de mensen bicultureel is. Of Rotterdam, waar 70% van schoolgaande kinderen bicultureel zijn. Die cijfers zijn niet verwaarloosbaar, en laten zien dat mensen uit de dominante cultuur, witte mensen, ook steeds beter zullen moeten gaan leren code-switchen met de mensen om hun heen.
De ervaring met code-switchen leerde mij dat je code-switcht afhankelijk van het publiek wat voor je staat. Een architect die code-switcht met zijn collega's doet dat omdat hij spreekt over de constructie van een gebouw en daarbij een bepaald vakjargon gebruikt. Millennials van kleur zijn niet veel anders. Als zij communiceren met leeftijdsgenoten gebruiken ze hun vakjargon. Een jargon als specialisatie van hun leefwereld, van popcultuur, van hiphopcultuur, van straatcultuur waar zij in gespecialiseerd zijn. De ene millennial is de andere dus niet. Generatie code-switch leert ons een gelaagde manier van bestaan in de wereld.
Het is een generatie die het voortouw neemt op de interculturele communicatie die wij om ons heen zien. Want de wereld is niet eendimensionaal. De wereld bestaat uit lagen. Lagen die elkaar overlappen, maar ook uit kruispunten waar we elkaar tegen komen. En als we de grootstedelijke cijfers moeten geloven, is het precies in die wereldse nuance waar de toekomst begint.