Luchtfoto tuinstad in Amsterdam Slotermeer, met o.a. Confuciusplein. Ontwerp van Cornelis van Eesteren (foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam).
Als je foto's van hem ziet uit zijn jonge jaren, is hij een onopvallende, gesloten figuur. Maar toen ik me in hem ging verdiepen ontpopte hij zich tot een vurig gedreven mens en een grote denker. Ik raakte zo door hem geïnspireerd dat ik een boek ben gaan schrijven, waarin hij een van de hoofdpersonen is. En alsnog duurde het een tijdje voor ik mij vrij voelde om hem te tutoyeren. Maar uiteindelijk noem ik hem nu gewoon Cor.
Als Cor zou weten dat hij hier genoemd zou worden als grote denker, dan zou hij behoorlijk verbaasd zijn. Hij heeft namelijk geen enkel boek geschreven. Geen pamflet, geen essay, feitelijk geen enkel noemenswaardig geschrift. Cor van Eesteren zette al zijn denkkracht en creativiteit in om iets te doen. Om iets te veranderen in de concrete werkelijkheid. Zijn gedachtegoed is niet vastgelegd in woorden, maar in een stadsdeel. In hoe de huizen zijn geplaatst en waar de wegen lopen.
Om zijn landschap te kunnen lezen moet je weten dat hij geboren is op de drempel van de twintigste eeuw, in 1897. Het is de tijd waarin nieuwe uitvindingen de samenleving in een hoog tempo veranderen. Er rijden ineens automobielen door de straten. Er komt massaproductie op gang, door fabrieken die de lopende band hebben ontdekt. Daardoor is de welvaart voor veel meer mensen bereikbaar. Er trekken groepen jongelui van het platteland naar de steden om daar een beter bestaan te vinden. En het leven is efficiënter geworden. Met typemachines, telefonie, radio en buizenpost. Steeds meer mensen kunnen zich een zakhorloge veroorloven. En dus de hele tijd kijken hoe laat het is.
In die setting besluit Cor van Eesteren dat hij kunstenaar wil worden, architect. Hij wil helpen de nieuwe tijd vorm te geven. En hij komt terecht tussen een groep andere kunstenaars die vinden dat alles radicaal anders moet. De avant-garde. Want die nieuwe uitvindingen zijn natuurlijk geweldig, maar ze hebben ook een keerzijde.
De automobielen kunnen dan al 100 kilometer per uur. Maar de wegen zijn er niet op ingericht en dus gebeuren er verschrikkelijke ongelukken. De fabrieken blazen hun rook de benauwde straten in, en de nieuwe arbeiders de huizen in. Krappe, vochtige kamertjes waar ze difterie en tuberculose oplopen. De avant-gardekunstenaars zoeken naar nieuwe vormen en nieuwe kleuren die passen bij deze nieuwe tijd. De vrienden van Van Eesteren heten Mondriaan, Rietveld, Van Doesburg, Kandinsky, en Le Corbusier.
Na de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog streven zij naar het universele. Weg van het kneuterige lokale dat tegenstellingen kan aanwakkeren. Ze zoeken naar vormen die voor iedereen geldig zijn. En ze komen uit bij rechte lijnen.
Vanuit die ideeën gaat Cornelis van Eesteren op zoek naar een betere inrichting van de steden. Zodat iedereen gezonder kan wonen. Hij schrijft in zijn dagboek: 'De stad moet voldoen aan de levensbehoeften van de mens. Zowel geestelijk als materieel. Welbeschouwd is stedenbouw dus het organiseren der aarde.'
De aarde organiseren. Ga er maar aanstaan. Het is precies die grote greep die hem zo typeert. Hij zet zich met een enorme toewijding aan die taak. Dat zag ik nog het meest toen ik een stapel brieven ontdekte die hij gedurende zeven jaar aan zijn vriendin schreef. Zij woont in Zwitserland, hij in Nederland. Ze zien elkaar bijna nooit, want hij heeft geen geld om te reizen. Hij moet zich nu eenmaal wijden aan het bedenken van de nieuwe stad. Dat ziet hij als zijn levenstaak. Maar hij is zijn tijd ver vooruit. Niemand zit op zijn ideeën te wachten. En dus heeft hij geen inkomsten.