In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer theatermaker Freek Vielen over de troost en kunst.


Toen de borstkanker, die mijn moeder overwonnen dacht te hebben, na 10 jaar toch terugkwam, was er veel paniek. Er volgde een tijd met veel onderzoeken door dokters die het ergste vreesden. Met slapeloze nachten, met urenlang wachten in wachtkamers.

Uiteindelijk kregen wij na een maand te hebben geleefd met het idee dat het elk moment voorbij kon zijn, de definitieve uitslag. Het was ongeneeslijk. Maar niet direct levensbedreigend. Dat wil zeggen: ze zou er aan dood gaan, dat stond vast. Daar kon niemand iets aan doen. Maar wanneer, was onmogelijk te zeggen. Het kon een maand duren, zes maanden, een jaar, vijf jaar, tien jaar. Daar viel door niemand iets intelligents over te zeggen.

Ik was thuis die dag dat we dat nieuws hoorden. Ik zat die avond naast mijn vader. Ik hoorde hem bellen met mijn tante. 'Hoe het nu met mij gaat?', vroeg hij. 'Hoe ik me voel?' Hij zuchtte. Slikte wat tranen in, wat woorden weg en zei toen: 'Daar zou je een zeer goed boek voor nodig hebben. Geschreven door een zeer goed schrijver. Om te kunnen verwoorden wat ik nu allemaal voel.'

Die avond is inmiddels vier jaar geleden en ik heb het antwoord van mijn vader altijd onthouden. Ik weet nog dat het mij troostte, dwars door mijn eigen schrik en verdriet heen. Omdat het antwoord van mijn vader zo precies en zo per ongeluk mijn taak als schrijver en theatermaker verwoordde. En het belangrijk maakte. Het op waarde schatte, en hoe goed dat voelt in een land, waarin kunst toch al gauw in het hoekje van moeilijkdoenerij zit. Of in het hoekje van 'persoonlijke hobby'. Terwijl mijn vader het nodig had, ik zelf het zo vaak nodig heb.

In tijden waarin woorden tekortschieten, waarin we sprakeloos zijn, is er vaak weinig meer dan kunst om ons met het stamelen te helpen. En niet alleen van persoon tot persoon, maar ook dwars door de eeuwen heen kunnen wij iets voorstellen bij het Oedipuscomplex of elkaar waarschuwen voor Big Brother.

Maar vooral intern, voor mij persoonlijk heb ik dat nodig gehad. Om te weten wie ik ben, wat ik denk en wat ik van de wereld moet vinden. Ik heb het in het zoeken naar antwoorden op die vraag evenveel aan de gesprekken met mijn vrienden als aan de interne gesprekken die ik voer met de theatervoorstellingen die ik zie, de films en de boeken die ik lees.

Freek Vielen in Brainwash Talks

Bijvoorbeeld met het boek Slachthuis 5 van Kurt Vonnegut. Kurt Vonnegut is een Amerikaanse schrijver, die in 1944 naar Europa werd gezonden als soldaat. Daar kwam hij in het Ardennen-offensief terecht en dat overleefde hij. Hij werd gevangengenomen, als krijgsgevangene. En naar Dresden gestuurd.

In 1944 zaten de gevangenissen in Dresden zo vol, dat hij en de andere Amerikaanse krijgsgevangenen in een oud abattoir werden gestopt met diepe ondergrondse koelcellen. Op 13 februari 1945 werd Dresden door geallieerden platgebombardeerd. De hele stad werd door grote brandbommen in puin gelegd. Maar Kurt Vonnegut overleefde het bombardement. Dankzij die diepe ondergrondse koelcellen met hun eigen ventilatiesysteem.

Toen hij terugkwam uit de oorlog besloot hij om over zijn ervaringen een boek te schrijven. Hij schrijft in het eerste hoofdstuk van Slachthuis 5 dat hij dacht dat het heel gemakkelijk zou zijn om over zijn ervaringen een boek te schrijven. Hij hoefde immers alleen maar weer te geven wat hij zelf had meegemaakt. Hij ging studeren, schreef andere boeken, hij werkte zelfs als hoofddocent creatief schrijven, maar wát hij ook schreef, niet zijn boek over Dresden.

24 jaar lang antwoordde hij als mensen aan hem vroegen waaraan hij momenteel aan het werk was: dat zijn voornaamste project toch wel een boek was over Dresden. Over het bombardement.

Hij zei dat ook eens tegen de filmer Harrison Star en die vroeg: 'Wordt het een anti-oorlogsboek?' 'Ja', zei Kurt Vonnegut, 'daar komt het wel op neer.' 'Weet je wat ik altijd zeg tegen mensen die zeggen dat ze een anti-oorlogsboek schrijven?' 'Nee, wat zeg je dan, Harrison Star?' 'Dan zeg ik: waarom schrijf je geen anti-gletsjerboek?' Kurt Vonnegut schrijft dat Harrison Star waarschijnlijk bedoelde dat er altijd oorlog is en altijd oorlog zal zijn. Net als gletsjers. Het boek is daarmee duidelijk geschreven in de jaren 70, tijdens de Koude Oorlog. Toen de term opwarming van de aarde nog als een vredesbeweging moet hebben geklonken.

Hij schreef uiteindelijk dat boek Slachthuis 5 over Billy Pilgrim. Een Amerikaanse soldaat die naar Europa werd gezonden, daar het Ardennenoffensief overleefde en gevangen werd genomen door de Duitsers, naar Dresden werd gestuurd, daar in een oud slachthuis werd opgesloten, waardoor hij de bombardementen op Dresden overleefde.

En, schreef Kurt Vonnegut, deze Billy Pilgrim was losgeraakt van de tijd. Hij reisde constant heel zijn leven door de tijd. Ging soms slapen als weduwnaar, waarna hij wakker werd op de dag van zijn bruiloft. Hij ging in 1944 een deur binnen en kwam er in 1954 door een andere deur weer naar buiten.

En, schreef hij, deze Billy Pilgrim werd in 1967 ontvoerd door een ruimteschip. Door kleine groene mannetjes in de vorm van een gootsteenontstopper. Hun zuignap stond op de grond en de steel die uiterst buigzaam was, wees meestal naar de hemel. Aan de bovenkant van de steel zat een klein handje. Met een oog. Deze Tralfamadore, zoals ze heten, konden vierdimensionaal kijken. Ze hadden medelijden met de aardlingen omdat wij maar drie dimensies kunnen zien. Door dat vier dimensionaal kijken konden de Tralfamadoriers zien hoe blijvend elk moment was. Ze konden elk moment dat hen interesseert apart bekijken.

Dresden in 1945

Het is maar een illusie van ons hier op aarde, zeiden zij, dat een moment voorbij is zodra het voorbij is. Als een Tralfamadorier een dood iemand ziet, ziet hij iemand die op dat moment in slechte conditie verkeert. Maar op andere momenten maakt 'ie het uitstekend. Als Billy Pilgrim daarom een dood iemand ziet, haalt hij zijn schouders op en zegt hij wat de Tralfamadoriers zeggen: 'zo gaat het.'

De eerste keer dat Billy Pilgrim losraakte van de tijd, was toen hij net gevangen was genomen door de Duitsers en kilometers moest marcheren naar het treinstation, waar de trein stond te wachten die hem naar Dresden zou brengen. Hij liep samen met andere Amerikaanse krijgsgevangenen. Kilometers lang moesten zij marcheren met hun handen op hun hoofd. Dan raakte Billy Pilgrim los van de tijd en reist hij naar 1954, naar zijn eigen opticienzaak. In die zaak hangt een spreuk:

Geef mij de kracht om te veranderen wat ik kan veranderen.
Geef mij de moed om te accepteren wat ik moet accepteren.
En geef mij de wijsheid om het verschil tussen die twee te zien.

Kurt Vonnegut schrijft dat tot de dingen waaraan Billy Pilgrim niets kon veranderen, het heden, het verleden en de toekomst behoorden. Die zin kwam bij mij binnen als een schok. Ik snapte plots zo goed dat als je moet marcheren met je handen op je hoofd door de sneeuw, kilometers en kilometers, dat er dan inderdaad niets is dat je kunt veranderen aan het heden, het verleden en de toekomst.

Een van de ergste dingen die een oorlog met iemand doet, is dat het mensen ervan weerhoudt om individu te zijn, schrijft Kurt Vonnegut. En ik snapte plots ook zo goed dat als er niks is dat je kunt veranderen aan het heden, verleden en de toekomst, dat je dan kunt tijdreizen. Dat je dan langs je leven kunt gaan zoals je een videoband voor- en achteruit kunt spoelen omdat het verhaal toch al vaststaat.

En ik snapte dat je enkel kunt tijdreizen als je gelooft dat de toekomst al in het heden besloten zit, het enkel nog dient te gebeuren. Billy Pilgrim wordt op een gegeven moment uitgelegd hoe het heelal aan zijn einde komt door die Tralfamadoriers. 'Wij blazen het op', zeggen ze. 'We zijn aan het experimenteren met een nieuwe brandstof. En dan drukt een Tralfamadorische testpiloot op een startknop en dan verdwijnt het heelal.'

'Maar kunnen jullie er dan niet voor zorgen dat die piloot niet op die knop drukt?', vraagt Billy Pilgrim. 'Die piloot heeft altijd op die knop gedrukt. En zal dat altijd blijven doen. Wij staan hem dat altijd toe en zullen dat altijd blijven doen. Zo gaat het.' Ik weet nog dat ik dat las en het me plots opviel hoe alle reclameborden in de straten mij van het tegendeel probeerden te overtuigen. Dat de toekomst openligt. Klaar voor ons om in te grijpen. Design your own life. Create your own opportunities. Just do it.

En hoe zelfs de overheid me steeds vaker toesprak als een individu, als iemand die het heft in eigen handen moest nemen. Zijn eigen soort moest regisseren. Iemand die verantwoordelijk is voor zijn eigen slagen en dus voor zijn eigen falen binnen onze maatschappij. Ik had het boek gelezen, en dacht na over die twee extremen. Over 'alles ligt vast en je kunt niets veranderen' versus 'alles ligt open en jij bent verantwoordelijk'.

En ik merkte dat beide extremen mij somber maakten. Dat beide me machteloos lieten voelen. Omdat bij het ene, als alles vastligt je niks kunt veranderen, het niets uitmaakt wat ik denk of doe of beslis, omdat alles toch al vastligt. En bij de andere, als alles open ligt en ik zelf verantwoordelijk ben voor alles, er dan geen rekening mee wordt gehouden met alle dingen die mijn individuele keuzevrijheid overstijgen. De plek waar ik geboren ben, de ouders die ik heb, de ziektes die ik krijg.

Een zwerm spreeuwen

Ik had het boek gelezen, en liep achter bij de weilanden bij mijn ouders. Ik maakte een lange wandeling terwijl ik er over nadacht. Plotseling zag ik een grote zwerm spreeuwen, die een spreeuwenballet aan het opvoeren waren. Groots zwiepten ze van links naar rechts, veranderden met duizelingwekkende snelheid van grootte en vorm, schijnbaar strak geregisseerd door een groot choreograaf.

En ik herinnerde me wat een bioloog me ooit had uitgelegd. Dat er, voor zover zij weten, zeker geen sprake is van een groot choreograaf. Niet van een grote onbewogen beweger, of een vooropgesteld plan, maar dat alle spreeuwen schijnbaar zijn geboren met twee intuïtieve verlangens. Het verlangen om zo dicht mogelijk bij elkaar te blijven, en om niet tegen hun buurman aan te botsen. Dus als een spreeuw een beetje naar links gaat, gaat zijn buurman ook een beetje naar links. En zo wordt er op elke spreeuw gereageerd en reageert elke spreeuw ook zelf.

Ik liep daar en ik dacht aan het nieuws dat mijn moeder te horen had gekregen, hoe ze er niks aan kon veranderen. Ik dacht aan de toekomst die voor me lag. Ik dacht aan de wandeling die ik had besloten die ochtend te maken. En ik dacht: misschien geloof ik dat wel. Dat we spreeuwen zijn.

Dat we intuïtief geboren zijn met het verlangen om dicht bij elkaar te blijven, en proberen niet tegen elkaar aan te botsen. En dat we niet verantwoordelijk zijn voor het geheel van dat ballet, maar dat we wel onzichtbaar kunnen duwen tegen onze buurmannen. Waardoor de vorm van het ballet uiteindelijk veranderen zal.

Ik liep naar huis en dacht aan mijn vader en vroeg me af hoe het nou zou voelen als spreeuw in zo'n spreeuwenzwerm te vliegen. Of je dat onzichtbaar duwen van je buurman zou merken. Of je soms denkt: laten we naar links gaan! En dan tot je teleurstelling merkt dat iedereen naar rechts aan het gaan is.

En ik dacht: waarschijnlijk heb je om te verwoorden hoe het voelt als individuele spreeuw in zo'n zwerm een heel goed schrijver nodig. Iemand die durft om over een van de grootste verschrikkingen van de afgelopen eeuw te schrijven met behulp van kleine groene mannetjes. In de vorm van een gootsteenonstopper.