In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer theatermaker Marjolijn van Heemstra over het onontdekte.


Ik ga iets ingewikkelds doen. Ik wil namelijk iets definiëren wat niet te definiëren valt: de waarde van datgene dat je niet kunt definiëren. Dus wish me luck.

Ik zal een concreet voorbeeld geven: de diepzee. 66 procent van onze aarde bestaat uit water. 81 procent daarvan is meer dan een kilometer diep, dat is dus diepzee. En daarvan is vijf procent ongeveer in kaart gebracht, en 95 procent niet, dat is onbekend.

In onze wereld overvol definities is er een gebied dat we niet kennen, dat groter is dan het land dat we wel kennen. Volstrekt mysterieus.

In zekere zin is dat dus waardeloos: we weten niet wat de waarde ervan is. Het is wel vaak geprobeerd om dat in kaart te brengen, zoals tijdens de expeditie van Barton en Beebe in de jaren 30. Otis Barton en William Beebe gingen in een heel klein gietijzeren bolletje, de Bathysphere, naar de diepste punten in de aarde. Zij wilden wetenschappelijk in kaart brengen wat de diepzee was.

Dicht op elkaar, achter twee kleine patrijspoortjes, werden ze aan een grote stalen kabel naar beneden gelaten vanaf een schip. Ze zaten elkaar ontzettend in de weg, maar ze wilden allebei de diepte in. Want: Barton had betaald en Beebe had de wetenschappelijke kennis. De afdaling was levensgevaarlijk, bij elke meter dat ze dieper zakten, kraakte dat ding. Klinknagels sprongen eruit.

In 1934 vestigden ze een voorlopig wereldrecord, toen ze de Marianentrog in de Stille Oceaan ingingen. Ze waren op een heel diep punt. Maar het probleem was dat ze eigenlijk niks zagen. Je zou denken dat ze dat van tevoren zelf wel hadden bedacht. Het is daar hartstikke donker. Ze hadden wel een beetje licht, maar dat kon dat duister niet breken.

Zo stonden ze voor de patrijspoort te wachten tot de diepzee zich zou openbaren. En dan af en toe zwom er iets langs dat licht gaf. Sommige dieren doen aan bio-luminescentie. Die stralen licht uit, dat is waanzinnig mooi om te zien. Beebe schreef op een gegeven moment: het lijkt alsof we afdalen in de ruimte. Alsof er kometen en sterren voorbijkomen.

Maar het enige wat ze konden zeggen toen ze weer naar boven kwamen was: er zijn daar echt heel veel hele vreemde dieren. Hun aantekeningen waren zo vaag dat ze door de wetenschap genegeerd werden. En dat vind ik juist zo mooi aan hun afdaling. Juist de mislukking ervan.

Beebe (links) en Barton bij de Bathysfeer

Wetenschappelijk stelt het natuurlijk niet zo veel voor. Maar het was wel een levensveranderende ervaring. Ze gingen in dat gekke bolletje naar de rand van ons bestaan en dieper. Naar die onmogelijke duistere wereld van de diepzee. Waar alleen af en toe een fonkelende vis voorbijtrekt en dan weer het duister in verdwijnt.

Ik vind dat zo mooi. Het is zo'n prachtig idee dat er in onze overvolle wereld vol definities en alles wat we in kaart hebben gebracht, een gebied is dat we niet kennen, dat groter is dan al het land dat we wel kennen. Waar we niet bij kunnen. Dat ons eraan herinnert dat een heel groot deel van waar wij op leven een mysterie is. Volstrekt mysterieus. De ruimte die dat geeft, de lucht, de adem, die vind ik heel prettig en heel belangrijk. Troostend ook.

'Ongedefinieerde plekken, dat zijn de plekken waar het schijnbaar onmogelijke mogelijk kan zijn.' Dat zijn de woorden van Gary Davis, een vredesactivist die ik in 2013 opzocht in Amerika. Hij was toen al 91 jaar oud. Davis was bommenwerper in de Tweede Wereldoorlog, en had Duitsland gebombardeerd. Hij wist dat er heel veel burgerslachtoffers gevallen waren door zijn bommen.

Marjolijn van Heemstra in Brainwash Talks

Hij was er zo kapot van dat hij na de oorlog zijn Amerikaanse paspoort verscheurde. Hij zei: 'De natiestaten zorgen dat wij steeds weer oorlog voeren. Ik wil weg uit dit systeem, ik wil het anders doen, ik verscheur mijn paspoort, ik ben een wereldburger.' Dat klinkt nu vrij absurd. Maar in die tijd waren mensen ontzettend hongerig naar vrede, en één miljoen mensen deden hetzelfde. Het was een gigantische beweging, de wereldburgerbeweging. En zoals dat gaat, doofde die ook weer uit. Maar Gary Davis bleef zijn hele leven met dat gekke paspoort reizen. Ik heb hem uitgebreid gesproken aan het einde van zijn leven. Hij vertelde dat hij bij elke grensovergang stond met dat zelfgemaakte paspoort.

En dan zei er iemand: 'Dit is niet echt.' En dan zei hij weer: 'Ik vind van wel! Wat is echt?' Dan ontstond er discussie over wat echt is. Is de natiestaat echt? Mensen bij de grensovergang werden zo gek van hem dat ze zeiden: 'Oke, oke, ga maar door.' Dus uiteindelijk kwam hij alle landen binnen met dat rare paspoort.

Davis legde me uit wat het wezen is van een grens. 'Als je een lijn trekt tussen hier en daar, dan hoort die lijn niet bij 'hier' en ook niet bij 'daar'. Die lijn is een op zichzelf staande lijn', zei hij. 'Maar wat is deze lijn dan precies? De lijn is de grens, maar deze is in feite van niemand. Al is die lijn nog zo dun, de lijn maakt het verschil. En bevraagt ook meteen het hele systeem. Het is ongedefineerd gebied.'

Op die grenslijn opereerde Gary Davis. In 1977 stond hij op de Allenbybrug, de brug tussen Israël en Jordanië. Hij was Israël uitgeschopt met zijn paspoort, en hij kwam Jordanië niet in. Die landen erkenden zijn paspoort niet, maar op de brug die van geen van beide staten was, die tussenruimte, die ongedefinieerde ruimte, daar kon hij in veiligheid met dat paspoort bestaan. Het was maar voor even. Je kunt niet eindeloos op een brug leven. Maar toch, zei hij, was de brug van groot belang. Daardoor kwamen mensen hem ook opzoeken. Van: 'Oh, kijk, hier staat Gary Davis met zijn wereldpaspoort tussen de systemen in.'

Er is natuurlijk een groot verschil tussen de diepzee en een brug. Maar ik denk toch dat het wezen van deze specifieke brug en het wezen van de diepzee overeenkomen. Dat is omdat het plekken zijn die haaks staan op onze zekerheden. En daarmee plekken zijn die onze zekerheden, onze definities en onze systemen bevragen.

De Allenbybrug vanaf Jordaanse zijde

Gary Davis vertelde me dat de Allenbybrug voor hem een soort gedicht was. Ik vond dat destijds een nogal manke vergelijking, totdat ik een stuk las van een Amerikaanse dichter, Christian Wiman. Hij vergeleek de poëzie met de arctische wildernis. Dat stuk ging over de vraag hoe je eigenlijk de waarde van poëzie bepaalt.

Hij zei: 'Als we heel concreet kijken, ook hier in Nederland, is poëzie feitelijk waardeloos.' Nederland telt zo'n 7.000 actieve poëzielezers. En dat is nog best veel. In de meeste landen is dat aantal relatief veel lager. Poëzie stelt eigenlijk niet zo heel veel voor in onze cultuur, concreet gezien. We kopen weinig bundels, het wordt weinig geschreven, weinig gelezen.

Je zou kunnen zeggen: niet heel waardevol. Dit argument doet Wiman denken aan de discussie in Amerika over de vraag of er wel of niet geboord moest worden in de arctische wildernis. Je zou kunnen zeggen: we hebben de olie nodig, dat gebied ligt zo ver van de bewoonde wereld, en niemand merkt het als we daar boren. En goed, het is het broedgebied van de boskariboe… Maar, what the hell is een boskariboe? Laten we gewoon boren.

Wimans antwoord daarop is dat het in die discussie aan één argument ontbreekt. En dat is het belangrijkste argument. Wiman denkt dat het misschien niet genoemd wordt, omdat het ogenschijnlijk een zwak argument is. En ook een heel a-politiek argument.

Het is het idee dat een plek altijd méér is dan een plek. Een plek is meer dan de geografische ligging van die plek. Je hebt Nederland. Nederland als locatie, wat hier ligt. Maar je hebt ook Nederland als idee. Het concept Nederland. Nederland hoe het in onze hoofden zit. Alle vragen, twijfels, alle angsten en ideeën, alle hoop, alles wat dat woord en dat idee oproept, zelfs in de hoofden van mensen die nog nooit in Nederland zijn geweest.

Hetzelfde geldt voor de Noordpool. De Noordpool is naast een plek ook een metafoor in onze cultuur. Het is een witte stip op de kaart. Het is het idee dat er ruimte is. Het dus van alles, naast die geografische plek die het is. Volgens Wiman is dat eigenlijk precies wat poëzie is, waar poëzie over gaat. Poëzie gaat niet over de concrete plek, maar over datgene wat het nog meer is. En wat je dus heel moeilijk kunt benoemen.

Wiman zegt: er is zoiets als de ziel van een plek. En er is zoiets als een gedeeld besef dat de mensen, de dingen, de landen méér zijn dan de fysieke vorm waarin ze zich voordoen. Iedereen heeft ergens wel het besef dat we op allerlei manieren verwikkeld zijn in elkaar en in de wereld. Op manieren die we nooit helemaal kunnen definiëren en overzien. Precies dat is ook poëzie. Precies dat is de diepzee, de Allenbybrug.

Voor veel mensen zal poëzie altijd ver weg en ontoegankelijk blijven als die arctische wildernis. Toch zegt Wiman: we kunnen nooit weten hoe via allerlei onbewuste routes in ons collectieve bewustzijn gedichten toch de levens in sluipen van mensen die er ogenschijnlijk heel ver vanaf staan. Dat is de waarde van die dingen die we niet kunnen bepalen. We kunnen denken dat het waardeloos is, maar intuïtief geloven de meeste mensen toch dat we niet moeten boren op de Noordpool. Dat we de poëzie niet uit de Canon moeten schrappen.

Ergens voelen we dat het belangrijk is dat er dingen zijn die van niemand zijn en van iedereen. Dingen die ons bevestigen in de hoop dat we groter zijn en veelomvattender dan alleen onze fysieke vorm. Dingen die bestaan, simpelweg bestaan. Als mysterie. Als bufferzone, als toevluchtsoord. Of als een schemerig gebied waar we kunnen schuilen voor alle feiten die ons zo vaak vastzetten in ons leven.