Economieën van de twintigste eeuw kenmerken zich door de gedachte dat ze oneindig moeten blijven groeien. Het bruto binnenlands product (BBP), is de maatstaf waarmee we dat succes meten. En onze economieën zijn daarmee in feite financieel, politiek en sociaal verslaafd geraakt aan oneindige groei.
Maar als we naar de natuur kijken, zien we dat niets voor eeuwig groeit. En plant groeit, sterft en is weer voeding voor andere planten. Circulair, dus. En dat zouden ook onze economieën moeten zijn.
Een voorbeeld van waarom BBP zich moet gaan aanpassen aan de circulaire economie, komt uit China. De Chinese overheid investeert 360 miljard dollar in het installeren van zonne-energie voor 2020. Het installeren van deze capaciteit zal het BBP enorm stimuleren, dankzij de technologie en de banen die ervoor nodig zijn.
Maar als alles eenmaal klaar is, dalen de kosten voor elektriciteit tot bijna nul. Dus het draagt niet langer bij aan BBP. Het is een goed voorbeeld van een circulaire energiestructuur die het BBP opkrikt, en daarna niets meer bijdraagt. De lineaire economie van de twintigste eeuw gaat over verval. Ze onttrekt grondstoffen aan de aarde, maakt er iets van dat we tijdelijk gebruiken, om dan weer weg te gooien.
Dit gaat regelrecht in tegen de cyclussen van de levende wereld. Dus we moeten die lijn ombuigen en lussen maken, zodat we hulpmiddelen circulair kunnen gebruiken. Op die manier worden hulpmiddelen nooit opgemaakt, maar altijd opnieuw en opnieuw gebruikt.
In een economie die op zonlicht werkt, wordt afval van het ene proces voedsel voor het andere proces. Dan beginnen we te werken mét en bínnen de cyclussen van de levende aarde. En dan kunnen we bloeien.