Een neoliberaal land, premier Mark Rutte “zou er niet willen wonen”, zei hij in het debat over de Voorjaarsnota in juni 2022. Neoliberalisme, dat is iets van elders, dat hebben we hier niet. Opmerkelijk, vinden historicus Bram Mellink en socioloog Merijn Oudenampsen. “Want Rutte heeft zich in het verleden expliciet enthousiast getoond over het werk van Friedrich Hayek, een van de belangrijkste neoliberale denkers,” volgens Mellink.
Burn-outs, doorgeschoten marktwerking en zelfs de coronacrisis: het lijkt er soms op dat het neoliberalisme de schuld krijgt van alles wat er mis is in de wereld. Neoliberalisme is een scheldwoord geworden. Maar, wat is het eigenlijk? In Brainwash Bits duiken we met historicus Bram Mellink en socioloog Merijn Oudenampsen de geschiedenis in, en kijken we naar de gevolgen van neoliberaal beleid in Nederland.
“Nederland is niet neoliberaal”
Toch is het niet heel gek dat Rutte zich van het neoliberalisme wil distantiëren, want neoliberalisme is haast een scheldwoord geworden. Strik genomen kunnen we Rutte ook wel volgen als hij zegt dat Nederland geen neoliberale ordening kent, zegt Oudenampsen. “Want er bestaat geen volledig neoliberalisme in Nederland. Het doet zich altijd in mengvormen voor.” Maar dat betekent niet dat we het hier niet hebben: Nederland heeft altijd vooropgelopen met zaken als marktwerking, flexibilisering, deregulering, privatisering en verzelfstandiging, merkt Oudenampsen op. In dat beleid zie je de weerslag van neoliberalisme.
Wat neoliberalisme (niet) is
Maar houdt neoliberalisme nu precies in? De grootste misvatting over neoliberalisme is dat het simpelweg zou gaan om meer markt en minder overheid. “De kern van het neoliberalisme is nu juist,” licht Mellink toe, “dat de overheid een actieve rol heeft. De overheid zou de markt moeten aanjagen.” Daarin verschilt neoliberalisme van klassiek liberalisme, ofwel laisser-faireliberalisme, dat gelooft dat de overheid klein moet zijn en zich zo min mogelijk met de markt moet bemoeien. En van het sociaalliberalisme, dat vindt dat de overheid de markt klein moet houden en de negatieve effecten van markwerking moet inperken. Neoliberalen, daarentegen, vinden dat de overheid juist een actieve rol moet hebben en vrije concurrentie moet bevorderen. De overheid als marktmeester, zou je kunnen zeggen.
“Niemand zegt: wij zijn de neoliberalen, stem op ons”
Opvallend aan neoliberalen is dat ze zichzelf vaak niet zo noemen. “Er zijn geen politieke partijen die naar de kiezer toe gaan en zeggen: wij zijn de neoliberalen, stem op ons,” aldus Mellink. Ook wordt de term zelden gebruikt door beleidsmakers om hun neoliberale beleid te omschrijven. “Vaak zien we het verschijnen in technocratische termen,” zegt Oudenampsen. ‘Voorwaardescheppend beleid’ bijvoorbeeld, of ‘aanbodbeleid’. “Zelf vind ik marktwerking een prachtig woord. Dat vat goed samen waar neoliberalisme eigenlijk om gaat.”
Technocratie is een beleidsvorm waarin beleid wordt bepaald door experts, deskundigen en wetenschappers, in plaats van op basis van politieke idealen. Technocratische termen kunnen onderliggen politieke ideologieën verhullen.
Neoliberalisme kwam niet zomaar overgewaaid
Vaak wordt gedacht dat neoliberalisme in de jaren 80 over is komen waaien uit de Verenigde Staten van Ronald Reagan en het Groot-Brittannië van Margaret Thatcher, maar dat klopt niet. “Het neoliberalisme bestaat al veel langer in Nederland. Het is niet opgekomen in reactie op de oliecrises van de jaren 70, maar tijdens de economische crisis van de jaren 30,” zegt Mellink. Oudenampsen vult aan. “In de jaren 40 en 50 zijn er al Nederlandse economen, bestuurders en intellectuelen die affiniteit voelen met het neoliberale gedachtegoed. Het wederopbouwbeleid was er ook door geïnspireerd: dat ging uit van weinig overheidsingrijpen, belastingkortingen voor bedrijven en lage lonen, zodat Nederland via haar exportsector wereldwijd succesvol kon zijn.” In reactie op de crisis in de jaren 80 werden beleidsrecepten als loonmatiging weer uit de kast gehaald en is de overheid begonnen met het invoeren van marktprikkels in de publieke sector, denk aan marktwerking in de zorg of concurrentie tussen scholen. “Met als gevolg dat zorgkosten de pan uit konden rijzen en dat geen enkele school bijvoorbeeld nog zwakke leerlingen wil hebben.”
De holle staat
Een van de belangrijkste gevolgen van neoliberaal beleid is wat Oudenampsen en Mellink de ‘holle staat’ noemen. Dat betekent dat de overheid steeds minder eigen expertise in huis heeft, maar die inkoopt bij externe partijen. De overheid heeft daardoor steeds minder een eigen visie. “Mark Rutte deed de beroemde uitspraak dat visie als een olifant is die het zicht belemmert,” zegt Oudenampsen. Dat idee heeft neoliberale wortels. “Friedrich Hayek stelde al in zijn beroemde boek The Road to Serfdom dat wanneer een overheid een sterke visie heeft, dat tot totalitarisme kan leiden.” De overheid zou afwachtend moeten zijn en mensen in staat moeten stellen om via de markt hun voorkeuren te uiten.
Volgens Oudenampsen en Mellink zien we daar nu de gevolgen van: de overheid stelt zich afwachtend op en politiek wordt sterk bepaald door crises die we lang aan hadden zien kunnen komen, zoals de wooncrisis en de stikstofcrisis. Daarom is het belangrijk dat de overheid weer expertise in huis haalt en de regie over de markt terugneemt. “De overheid moet zich weer meer als stuurman, in plaats van als marktmeester gaan opstellen.”
Historicus Bram Mellink (links) en socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen (rechts) schreven samen het boek Neoliberalisme, een Nederlandse geschiedenis (2022). Mellink (1985) is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij onderzoek doet naar de opkomst van het neoliberalisme. Eerder promoveerde hij aan dezelfde universiteit op een onderzoek naar onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving. Oudenampsen (1979) is gespecialiseerd in politieke ideologieën en is als Marie Curie fellow verbonden aan de Université Libre de Bruxelles. In zijn proefschrift De conservatieve revolte. De ideeëngeschiedenis van de Fortuyn-opstand (2018) onderzoekt hij de intellectuele bronnen van de politieke omslag na de opkomst van Pim Fortuyn.