'Ik heb helemaal geen richtingsgevoel.' Dat is mijn motto: het verklaart waarom ik te laat kom, blindelings achter anderen aanloop, en waarom ik geen NS-wandeling durf te beginnen zonder de routekaart en instructies in tweevoud uitgeprint mee te nemen. 'Ik moet ook wel, anders verdwaal ik.'
Er zijn kleine en grote manieren om te verdwalen. Die keer op vakantie vergeet ik nooit meer. M'n broertje en ik waren nog even uit geweest en moesten nu het hotel met onze ouders zien terug te vinden. Door het donker liepen we, gespitst op tekenen die we herkenden. Op een gegeven moment moesten we toegeven dat we geen idee meer hadden waar we waren. Mijn broertje had een idee.
'Waar denk jij dat het hotel is? Wat zegt je gevoel?' vroeg hij.
'Die kant op.' Ik wees naar rechts.
'Goed,' zei hij. 'Dan gaan we naar links.'
En hij had gelijk.
Sommige mensen lijken wel een kompas in hun hoofd te hebben. Als trekvogels weten ze altijd precies hoe hun positie zich verhoudt ten opzichte van hun omgeving. Dit zijn mensen die overtuigd het Noorden kunnen aanwijzen, zelfs als ze even op een onverwacht terras zitten in een stad die ze niet kennen. Ik heb het omgekeerde van een kompas. Als ik een winkel in loop en wat rondkijk, weet ik wanneer ik naar buiten loop niet meer welke kant ik op moet, of vanuit welke richting ik kwam.
'De drogist…' denk ik bij mezelf, 'Die heb ik al gezien. Maar heb ik 'm uit de verte gezien, of ben ik 'm gepasseerd?' Soms moet ik gewoon een poosje een kant oplopen, en dan vallen de puzzelstukjes na een paar tellen weer op hun plek. Soms schakel ik Google Maps in en houd me vast aan dat blauwe stipje: beweegt het al in de goede richting? Nee, verzucht ik. Middenin de winkelstraat draai ik me om en loop weer de andere kant op.