Steeds meer scholen zijn in de ban van polarisatie en radicalisering. In klassen vormen zich kampen van leerlingen die alleen met elkaar praten om elkaars 'waarheden' te bestrijden – als ze al praten.
In haar onderzoeksrapport geeft Margalith Kleijwegt een schrijnend voorbeeld. Tijdens een geschiedenisles over 9/11 staan enkele leerlingen erop een Youtube-filmpje over 'hun' waarheid te laten zien. De docent wil dat deze leerlingen zich 'gehoord voelen' en besluit daarom beide waarheden – een aanslag door Al-Qaida versus een Amerikaans-zionistisch complot – naast elkaar te laten bestaan. Van discussie over bronnen en feiten of het nagaan van aannames en argumenten is geen sprake. Als 'kritisch denken', 'mediawijsheid' en 'communiceren' 21e eeuwse vaardigheden zijn die we kinderen willen bijbrengen, dan komt een tot didactiek verheven cultuurrelativisme neer op verwaarlozing.
Daarom willen we aan dit soort problemen paal en perk stellen. Wat daar niet bij helpt is dat er een aantal hardnekkige clichés aan kleeft. Om verder te komen moeten die van tafel. De volgende drie clichés (en een half) maken duidelijk waarom.
1. We moeten bruggen bouwenStel, een jongeman weigert zijn docente de hand te schudden, wat zij niet accepteert. Dit is een ordinair conflict, totdat de betrokkenen zich tegenover elkaar opstellen als moslim en als feministe: dan komt er de polarisatie van abstracte identiteiten bovenop, legt filosoof Bart Brandsma uit. Brandsma kent het voorbeeld uit zijn praktijk als 'polarisatiemanager': hij werd ingeschakeld door een school waar een dergelijk conflict uit de hand was gelopen. Daarvóór had het schoolbestuur bedacht de imam erbij te halen, die als bruggenbouwer wel voor wederzijds begrip zou zorgen.
Een bruggenbouwer bouwt zonder twijfel bruggen. De vraag is: waartussen? Het antwoord luidt: tussen verschillende identiteiten. Zelfs als de bruggenbouwer erin slaagt wederzijds begrip te kweken, dan nog heeft hij om te beginnen de identiteiten bevestigd. Dat laatste is, alle goede bedoelingen ten spijt, olie op het vuur.
'Depolariseren' heeft pas kans van slagen, aldus Brandsma, wanneer iemand 'in het midden' gaat staan en vraagt naar wie er achter de identiteiten zit. Zo iemand trekt de betrokkenen van hun 'polen' af en naar zich toe, waar ze Mous en Mien zijn en niet een moslim en een feminist. En passant wordt het misverstand ontmanteld dat identiteit iets over jouw en mijn innigste zelf zegt. Het tegendeel is waar: je identiteit krijg je, door opvoeding, scholing en socialisatie, van de ander. Het is dat waarin jij vastzit zodra ik geen vragen meer stel.
2. Radicalisering is een machineWe zijn gewend in oorzaak-gevolgrelaties te denken. Zo ook over radicalisering. Het 'radicaliseringsproces' wordt voorgesteld als een machine die, als een jongere er eenmaal in zit, automatisch een aantal stappen doorloopt tot hij een extremist uitbraakt die klaar is om een gewelddaad te plegen. Neem Anders Breivik, wiens geest als een mechaniek is geanalyseerd.
De realiteit is weerbarstiger, volgens onderzoeker internationaal terrorisme Anke van Gorp. Er kunnen inderdaad verschillende stadia van radicalisering worden beschreven, net zoals er psychosociale factoren vallen aan te wijzen die ermee samenhangen. Toch blijken de theoretische modellen nauwelijks te voorspellen hoe een radicaliserende jongere zich in feite zal gedragen. Maar als de machine zo onberekenbaar is, is het dan wel een machine?
Hiermee komt een nare trek aan het licht in het op de preventie van terreurdaden gerichte beleid dat Van Gorp het 'veiligheidsperspectief' noemt: het individu wordt gedehumaniseerd, met alle gevolgen voor hoe we hem of haar behandelen van dien. Met mensen ga je in gesprek, in machines manipuleer en intervenieer je. Hoe graag we in naam van onze veiligheid ook willen kunnen ingrijpen, we moeten beter weten dan radicalisering als een mechanisch proces te beschouwen, zeker als dat een verkapte rechtvaardiging vormt om te stoppen met praten en luisteren.
De tekst gaat verder onder de foto.