"Een kunstenaar tracht steeds de dingen te achterhalen waar niet mee te spotten valt. En als je ze niet vindt, dan maak je ze…".
Deze zin van van dichter Leonard Nolens spookt de afgelopen dagen door mijn hoofd, sinds ik las dat de makers van South Park geen grappen meer gaan maken over Donald Trump, omdat hij zelf een grap is. Ik snap dat.
De avond voor Trump werd verkozen, was ik op een 'verkiezingsavond' in een theater. Er stond een popcornmachine en er waren veel grappen over Trump en af en toe een parodietje. Ik voelde me misselijk, het deed me denken aan de momenten in horrorfilms dat mensen, voor ze weten dat ze er allemaal aangaan, zeggen: "Ha ha, we gaan er straks allemaal aan…". Als kijker weet je dan dat het lachen hen snel zal vergaan.
Zoals het lachen ons verging de dag na de verkiezingsavond.
Nu is het niet leuk meer, dacht ik. Nu is het niet grappig meer, dacht ik. En dat luchtte op. De eeuwige behoefte om dingen op de hak te nemen viel van me af, Trump is een acteur, dus hoef ik niet meer te spelen. Trump bedient zich van fictie, dus moet ik de waarheid spreken. Als politici toneel spelen, dan moeten kunstenaars de waarheid spreken. Tuurlijk kun je ze belachelijk maken, maar dat is het spelletje meespelen. Zij maken zichzelf belachelijk en jij zet daar een vergrootglas op. Als er maar gelachen kan worden. Dan kunnen zij zich daar weer boos over maken, waardoor het nog langer nergens over gaat.
De tekst gaat verder onder de foto.