Niets zo menselijks als op zondagmiddag op het voetbalveld gefrustreerd de werkweek wegtrappen, maar deze robots zijn koel, beheerst en doeltreffend. Robot tegen mens, het werd 1-0.
Naast het voetbalveld stonden robots met een hogere aaibaarheidsfactor, zoals een babydinosaurusrobot met grote ogen en een vriendelijke glimlach. Of de sportieve robot Nao, die kon imiteren en dansen met omstanders. Selfies werden gemaakt, en plastic geaaid. De sterke emotionele reactie die deze robots opwekken is verwarrend; ze hadden ons met hun vriendelijke ogen direct om de vingers gewonden.
De realiteit van robotica ligt in de toekomst waarschijnlijk dichter bij de voetballende robottorens, dan bij de knuffeldinosaurussen. Robotarmen in de fabrieken, autonome transportmiddelen en distributierobots in de haven van Rotterdam zijn niet aaibaar en het is moeilijk je er mee te identificeren. Het zijn kunststof of metalen objecten met slimme elektronica, vaak bovenmenselijk sterk, snel of efficiënt. Als dit soort robots al gemaakt worden om schattig en aantrekkelijk voor ons te zijn, is dat vaak niet functioneel.
Een soort zitmodel grasmachine bijvoorbeeld, die dienst moet doen als beveiligingsrobot, was volgens de makers alleen voor menselijk behagen hoger dan een halve meter geworden: 'Anders moet je bukken als je tegen de robot praat.' Robots geven er niet om als je ze aankijkt terwijl je tegen ze praat, mensen voelen zich daar juist prettig bij.
Shannon Spruit en Sam de robot. Tekst loopt door onder de afbeelding.