"Jaap slaapt. Joop loopt op straat." Braaf herhaalt de klas de woorden die de docent heeft voorgezegd. "Mijn zoon, hij heet Ihab", zegt de vrouw naast me. "Dat is bijna hetzelfde als Jaap." Ze lacht. Zoals veel vrouwen in het lokaal draagt ze zwarte, ruimvallende kleding, haar haren en kin zijn bedekt. De cursisten leren Nederlands in woorden van één lettergreep; zachtjes oefenen ze de klanken voor zichzelf.
Ik ben hier om mensen wat op weg te helpen in de Nederlandse samenleving. Maar pas nu ik hier zit, besef ik dat ik zelf nooit eerder meer dan een paar minuten heb gedeeld met iemand in kleding zo bedekkend als de vrouw naast me draagt. Nooit was daar een moment of plaats voor, nooit echt een gelegenheid in mijn witte straat, mijn witte wijk. Nooit een voor de hand liggende reden, en daarmee ook geen mogelijkheid, om iemand te ontmoeten, om in gesprek te gaan. Niet dat mijn tijdelijke buurvrouw en ik nu voldoende woorden delen om een lang gesprek te voeren. Maar ik kan haar complimenteren met de naam van haar zoon, en zij kan daarom glimlachen. Ik ben dichtbij genoeg om te zien hoe haar ogen stralen, omlijst door al dat zwart dat van een afstand zo streng overkomt. Ze geeft me een hand bij het afscheid, tot ziens. Fijn je te zien.
Bijna overal worden de woorden groter. Dagelijks vervangen politici en polemisten het fijnmazige weefsel van de taal door iets wat grover is, en minder sterk. Doe normaal of ga weg. Huiliehuilie. Hufter. De nuances verdwijnen, de stiltes waarin we elkaar kunnen horen. Woorden veranderen van betekenis en dat maakt de verwarring groter: niet langer is het goed, om een Gutmensch te zijn. Maar hier, in dit buurthuis aan de rand van de stad, weggestopt tussen een bouwplaats en een grote weg, hier leren mensen aarzelend de uitspraak van nieuwe woorden, de basis van een taal. Hier leer ik, zelf ook onzeker hoe ik me moet gedragen, beter en anders zien.
"Thuis ben ik de boos", zegt een Syrische man tegen het einde van de les. Achter zijn rug zet zijn gehoofddoekte vrouw de handen in haar zij, en lacht. "De baas", verbetert ze hem fijntjes.