Er zijn voldoende argumenten te bedenken waarom, en hoe, het internet zou kunnen bijdragen aan een gezonde democratie. Zo kunnen mensen via het internet participeren in het publieke debat, kunnen kiezers door de vrijheid van informatie beter overwogen besluiten nemen, en kan het electoraat middels vergaande transparantie verantwoordelijkheid bij politici afdwingen.
Dit optimisme is echter gebaseerd op de twijfelachtige aanname dat kiezers het internet daadwerkelijk gebruiken om zichzelf te verrijken met nieuwe informatie, deel te nemen aan politieke discussies, lid te worden van online maatschappelijke bewegingen en kwalitatief nieuws te lezen dat hen blootstelt aan nieuwe ideeën.
Sommigen doen dat ook.
Anderen kijken naar filmpjes van katten, bingen Netflix, of posten de hele dag selfies op Instagram. Wat natuurlijk helemaal prima is, maar van dit grote scala aan afleiding kunnen bovengenoemde aspecten het nooit winnen – met ongezonde gevolgen voor de democratie. De cijfers liegen er niet om: een recente studie wijst uit dat slechts negen procent van de mensen het internet gebruikt voor politiek-maatschappelijke doeleinden. Deze groep is tevens het meest kritisch op de regering, terwijl de rest, de ruime meerderheid, steeds minder vraagtekens zet bij het gevoerde beleid van diens overheid.
Tekst loopt door onder de afbeelding.