In de jaren 90 vlogen spannende termen je om de oren als het ging om de digitale revolutie en haar mogelijkheden. In de nieuwe 'cybernetische ruimte' zouden snel 'exobreinen' en 'superbreinen' ontstaan, netwerken van menselijke hersenen waarin ieder van ons een neuron zou vormen. Het zou binnen aanzienlijke tijd mogelijk zijn onze ziel te uploaden in de computer: eindelijk verlost van het aardse en eindige lichaam.
Hoofd in de cloud
Zo beweerde Jaron Lanier – virtual reality pionier van het eerste moment – dat begin 2000 iedereen met een virtual reality helm op in de bus zou zitten. Met het hoofd in de cloud. Hoewel dergelijke beweringen tot de verbeelding spreken en de digitalisering zeker om zich heen heeft gegrepen, klinkt dit alles nu toch vooral heel erg jaren 90.
Idealistisch en naïef
Het idee dat we met digitalisering de 'echte', materiële wereld achter ons aan het laten zijn en de eerste onvaste stappen zetten in een abstracte wereld waar enkel pure ideeën bestaan, doet net zo idealistisch en naïef aan als de ideeën van de 'zippies', de internet-idealisten van het eerste uur van de digitale revolutie.
Innig verstrengeld
De mens is bij uitstek artificieel en het menselijk leven wordt gekenmerkt door een complexe balans tussen het materiële en natuurlijke (ons lichaam, beeltenissen, taal, tools, architectuur, etc.) en het meer abstracte (ideeën, verhalen, geloof, etc.). Digitale technologieën zorgen voor een nieuw soort bemiddeling daartussen, voor een nieuw soort realiteit waarbij on- en offline leven innig verstrengeld zijn geraakt.
Vleselijke lichamen
Maar, vooralsnog zitten we gewoon nog in een volle bus of trein samen met andere vleselijke lichamen. Waarvan de meesten ondertussen abstracte informatie manipuleren via een compact schermpje op hun schoot. Dat dan weer wel.
Hoe zat het ook alweer met die zippies, die internetpioniers van het eerste uur? Wired schreef er dit stuk over.