In 1943 werd de moeder van schrijver Maurits de Bruijn afgegeven bij de buren, terwijl haar ouders en twee zusjes op transport moesten naar Sobibór. Moeder Rebecca groeide op als Sonja, haar familie keerde nooit meer terug. In Ook mijn Holocaust beschrijft De Bruijn hoe die ervaring niet alleen het leven van zijn moeder, maar ook dat van hem heeft getekend. Op Nationale Dodenherdenking spreken we hem over intergenerationeel trauma, het belang van herdenken en wat het voor hem betekent om Joods te zijn.


Als Maurits de Bruijn begin twintig is en iets gaat drinken op een terras, gebeurt er iets vreemds. Hij kan zijn tafelgenoten niet meer verstaan en zijn ademhaling neemt snel toe. Een paniekaanval, volgens de dokter. Als hij met zijn moeder praat over wat zij veertig jaar eerder meemaakte – een inzinking noemde ze het – ontdekt hij hoe sterk hun ervaringen elkaar spiegelen. Ook bij haar leek het geluid te worden weggedraaid en ook haar leven werd sindsdien sterk geregeerd door angsten.

In zijn boek Ook mijn Holocaust onderzoekt hij hoe zijn angsten hem hebben gemaakt tot wie hij nu is en hoe zijn Joodse identiteit werd gevormd door een reis naar Israël die hij als twaalfjarige samen met zijn vader maakte. Deze maand staat ook hij stil bij de diepe sporen die de Tweede Wereldoorlog trok in zijn familie en de samenleving.

Wat betekent Dodenherdenking voor jou?

'Het is alsof ik dan naar het graf van mijn grootouders en hun twee andere dochters kan, een graf dat er niet is. Stel dat mijn opa en oma en mijn tantes op een andere manier waren overleden en ik ze gekend had, dan hadden we daar als gezin op hun geboorte- of sterfdag aandacht aan gegeven. Nu doen we dat op Dodenherdenking. Ik heb het gevoel dat me die dag de mogelijkheid wordt gegeven om hen te eren.'

"Het is wrang dat de Koninklijke familie zo'n grote rol speelt op 4 mei: mijn grootouders konden geen aanspraak maken op hun Nederlanderschap toen ze slachtoffer werden van de Holocaust."

Maurits de Bruijn
Hoe kijk je aan tegen de manier waarop Nederland op die dag herdenkt?

'De geschiedenis van herdenken is heel beladen. Nederland is van ver gekomen: het heeft heel lang geduurd voordat Joodse slachtoffers werden herdacht. In eerste instantie was Dodenherdenking er alleen maar om het Nederlandse verzet te eren, wat natuurlijk absurd is.'

'Ik ben nog steeds niet echt fan van de manier waarop Nederland herdenkt. Het nationalistische, patriottistische karakter ervan vind ik misplaatst. Dat de Koninklijke familie, de vlag en het volkslied zo'n grote rol spelen, heeft voor mij een vreemde bijsmaak omdat – heel simpel gezegd – mijn grootouders op geen enkele manier aanspraak konden maken op hun Nederlanderschap toen ze slachtoffer werden van de Holocaust. Sterker nog, ze waren als Nederlandse Jood slechter af dan waar ook ter wereld, aangezien hier het hoogste percentage Joden is vermoord. In mijn hoofd is er wel een alternatieve herdenking mogelijk, waarin het Nederlanderschap niet zo centraal staat. Minder pompeus en massaal ook.'

Dodenherdenking op de Dam in 2021

Wie en wat we precies op 4 mei herdenken is in de loop der tijd veranderd. We herdenken nu niet alleen de slachtoffers van de Holocaust, maar ook van de Tweede Wereldoorlog in Azië en van latere oorlogen waar Nederland bij betrokken is geweest.

'Dat we de herdenking op 4 mei verbreden vind ik goed en noodzakelijk. Ja, de Holocaust was uniek in veel opzichten, maar er is helaas ook verwantschap met andere oorlogen en genocides. Het leed van mijn familie lijkt op het leed van andere oorlogsslachtoffers; mijn moeder voelt zich op een of andere manier verwant aan Oekraïense vluchtelingen. Ik denk ook dat 4 mei mensen aanspreekt omdat ze het kunnen koppelen aan iets wat ze in de krant hebben gelezen of op tv hebben gezien, aan iets wat nu speelt. Als kind dacht ik altijd aan Joegoslavië als het over de oorlog ging, omdat ik met die oorlog ben opgegroeid.'

'Ik vind het belangrijk dat er ook een specifieke Holocaust-herdenking bestaat, op 27 januari, en dat er een Holocaustmuseum komt, anders was dit voor mij een ander gesprek geweest. Maar de ene herdenking sluit de andere niet uit. Je kunt de verbinding met andere oorlogen blootleggen en tegelijk het specifieke verhaal blijven vertellen.'

In Ook mijn Holocaust schrijf je over een reis naar Israël die je als twaalfjarige met je vader hebt gemaakt. Welke impact had die reis op jou?

'Voor mij was Joods zijn altijd in de eerste en laatste plaats met de oorlog verbonden: Joods zijn betekende dat je kon worden gediscrimineerd, gehaat en vermoord en dat was bij ons ook gebeurd. Ik dacht dat alles wat Joods was droevig was en verweven met pijn. Pas in Israël ontdekte ik dat het ook andere dingen kan betekenen: dat het een geloof is, een culturele identiteit, waar feestdagen bijhoren, muziek, eten. En een land, in de optiek van sommige mensen.'

Je relatie met Israël is sinds dat eerste bezoek wel erg veranderd, schrijf je.

'Ja. Ik was nog niet politiek bewust toen ik twaalf was en wist bijna niets over de ontstaansgeschiedenis van Israël. Pas vrij laat, toen ik een jaar of twintig was, drong het tot me door dat er mensen zijn verdreven en gestorven en dat er nog steeds mensen worden onderdrukt. Ik kan het land niet meer zomaar omarmen, omdat ik het niet los kan zien van de onderdrukking van de Palestijnen. En ik voel de verantwoordelijkheid om me uit te spreken over wat daar gebeurt, juist omdat ik Joods ben.'

Hoe geef je nu invulling aan je Joodse identiteit?

'Dat is altijd in flux, net als mijn andere identiteiten. Ik ervaar het als een constante zoektocht. De laatste tijd ga ik wat meer naar de synagoge en Pesach heb ik met een deel van ons gezin gevierd in de Uilenburgersjoel. Het is een beetje als met studentenhaver, waar ik zelf uitpik wat ik lekker vind. Ik ben niet op zoek naar een nieuwe religie, maar het lukt me wel om de periode van Pesach te zien als een tijd om na te denken over wat het betekent om vrij te zijn en een frisse start te maken. Daar kan ik wat van meenemen.'

'Soms kan het ook betekenen dat ik latkes ga maken. Ik voel dan dat ik iets heel ouds doe wat mijn voorouders ook hebben gedaan. Ook bij bepaalde opzwepende liederen in de synagoge ervaar ik dat. Hoe je het ook wendt of keert, of ik er nou een religieuze ervaring bij heb of niet, mijn voorouders hebben deze liederen ook gezongen, op een soortgelijke plek, ook met familie of gezin. Dat raakt me heel erg.'

Schrijver Maurits de Bruijn

Je ontdekt in het boek dat de angsten die je ervaart verbonden zijn met het Holocaust-trauma van je moeder. Het is een vorm van intergenerationeel trauma, dat in jou doorwerkt. Dat is wellicht lastig voor te stellen voor mensen.

'Ik denk dat steeds meer mensen zich realiseren dat het leed van hun ouders en hun voorouders in hen doorwerkt. Van dit soort collectieve trauma's zoals de Holocaust, maar ook van kleinere trauma's, zoals cycli van geweld in families. Er is ook wetenschappelijk bewijs voor. Zeker in de Verenigde Staten is er de afgelopen tien, vijftien jaar veel onderzoek gedaan naar intergenerationeel trauma. Ik had die kennis nodig om het zelf te begrijpen en misschien wel te geloven. Dus dat wilde ik ook in mijn boek een plek geven.'

Hoe was het voor je moeder om te ontdekken dat haar trauma in jou doorleeft?

'Ik wil mijn moeder natuurlijk niet te vaak confronteren en zeggen: jouw shit heeft bij mij voor heel veel shit gezorgd. Maar ze heeft weleens gezegd: het is eigenlijk heel simpel, het is niet zo verwonderlijk dat jij iets hebt van wat ik heb.'

Je beschrijft haar als een sterke en grappige vrouw, met opvallende outfits. Hoe gaat het nu met haar?

'Mijn vrienden zijn echt dol op haar en als we samen door Amsterdam lopen krijgt ze altijd complimentjes. Het is geen zielige vrouw. Ik denk dat het boek voor mijn moeder ook iets heeft opengebroken. Ze heeft zich heel vaak moeten verklaren naar anderen: dit durf ik niet, daar kan ik niet alleen naartoe. Dat stuit natuurlijk op onbegrip. Mijn boek geeft dat trauma en die fobieën legitimiteit. Het sterkt haar ook dat ze niet alleen maar als slachtoffer wordt neergezet, maar als een levendige bijzondere vrouw. Ze leurt met het boek, ze wil het graag delen.'

Wilde je door dit boek te schrijven ook legitimiteit geven aan je eigen ervaringen?

'Ja, ik wilde daar legitimiteit en gestalte aan geven. En ik wilde laten zien wat het betekent om opgevoed te worden door een moeder die zo'n trauma met zich meetorst. Ischa Meijer heeft in Brief aan mijn moeder voor het eerst gestalte gegeven aan het idee van een tweedegeneratie-oorlogsslachtoffer. Dat boek is een belangrijk standaardwerk geworden, maar mijn ervaring was weer heel anders.'

'Het is non-fictie geworden omdat ik er geen laag tussen wilde leggen, geen mooischrijverij of literair experiment. Het moest een getuigenis worden. Ik merkte ook hoe belangrijk ik het vond om de namen van mijn grootouders op te schrijven. Ik realiseerde me dat hun namen alleen op plekken staan waar instanties ze hebben neergezet: op sites, in archieven, monument. Ze hebben eigenlijk geen plek in de wereld, geen graf. Ik wilde hen zo'n plek geven.'