Als het over misdrijven gaat, dan gaat het over daders en slachtoffers. Of over nabestaanden van slachtoffers. Over familieleden van daders horen we zelden. En dat terwijl ook hun levens vaak volledig overhoop gegooid zijn. Voormalig gevangenisdirecteur Frans Douw staat nauw in contact met deze zogenoemde 'achterblijvers', de mensen die achterblijven nadat een familielid de gevangenis in gaat. 'Als je stilstaat bij het feit dat we in Nederland jaarlijks bijna dertigduizend gedetineerden hebben, die allemaal vaders, moeders, broers, zussen en kinderen hebben, begin je in te zien hoeveel mensen dit raakt.'


Als gevangenisdirecteur had hij nauwelijks contact met de families van daders. In de veertig jaar tijd dat hij in het gevangeniswezen werkte, hield Douw zich vooral bezig met de gedetineerden zelf, zoals het systeem dicteert. De familie valt overal buiten: zij hebben geen formele rol, waardoor er geen rekening met hen wordt gehouden. 'Achterblijvers worden bewust buiten dat proces geplaatst. Als je voor je man of vader belt, zeggen we dat we vanwege privacy geen informatie aan je kunnen verstrekken.'

Maar eigenlijk is dat een groot gemis. 'Uit onderzoek weten we dat niemand belangrijker is voor de terugkeer in de samenleving dan familie en partner', zegt Douw. 'Dat kan je ook met je gezonde verstand bedenken. Zij zijn cruciaal om het leven weer op te pakken als je vrijkomt. En ook om de lange weg die detentie vaak is vol te houden.'

Als je kind de gevangenis in moet, wordt de schuld vrijwel bijna meteen bij jou als ouder gelegd.

'Het stimga is groot'

In de tussentijd moeten achterblijvers zich dan wel staande kunnen houden. En dat valt niet mee. 'Er is veel schaamte, en het stigma is groot. Families van daders krijgen te maken met veroordeling, uitsluiting en soms zelfs bedreiging. Familieleden worden als verlengstuk gezien van de dader. Als je kind de gevangenis in moet, wordt de schuld vrijwel bijna meteen bij jou als ouder gelegd. Mensen vragen zich sowieso al af: wat heb ik fout gedaan? Maar als de hele samenleving zegt dát je iets fout hebt gedaan, wordt het nog moeilijker.'

De groep die te maken krijgt met een familielid dat achter tralies belandt, is groot. 'Jaarlijks zitten bijna dertigduizend mensen in de gevangenis. De meesten daarvan korter dan zes maanden (80%, red.), of korter dan drie maanden (70%, red.). Als je bedenkt dat een gevangene gemiddeld een netwerk heeft van vijftig personen die direct geraakt worden door de detentie, zie je hoe aanzienlijk de groep is die daarmee te maken krijgt.'

Toch wordt er nauwelijks over gesproken. 'Dat mensen in de gevangenis zitten, wordt omgeven met geheimzinnigheid', aldus Douw. 'Ik ken CEO's die familie in de gevangenis hebben, maar daar niet over praten. Niemand weet dat hun zoon in de gevangenis zit.'

Een tijd in detentie zitten komt neer op een volledige verdwijning uit het dagelijks leven. Brood op de plank brengen, of de kinderen 's avonds instoppen is er niet meer bij. De familieleden die achterblijven moeten zich een weg banen in het complexe juridische systeem en het gevangeniswezen. Sommige gezinnen raken al snel in financiële problemen.

Daar komt bij dat gevangenissen vaak niet om de hoek liggen, wat bezoeken nog moeilijker maakt. 'We weten dat het effect van detentie van een familielid het heftigst is voor ouders, kinderen en partners. En toch is er eigenlijk niets voor achterblijvers. Zij leven door het hele land hun levens, maar zijn vrijwel onzichtbaar. Bij gevangenissen en gemeentes is wel oog voor de familie van slachtoffers, maar niet voor de familie van daders. En zelfs als zij in beeld komen bij wijkteams, wordt 'achterblijven' niet meteen als relevante informatie gezien om hun problemen te begrijpen.'

Voormalig gevangenisdirecteur Frans Douw

'Het kan ons allemaal overkomen'

Families van daders hebben vaak het gevoel er alleen voor te staan, en krijgen voortdurend te maken met veroordeling door anderen. Dat wordt volgens Frans Douw verder versterkt door de op het individu gerichte samenleving, die de nadruk legt op persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. 'Alles is gericht op de individuele schuld van de dader. Mensen hebben een beeld bij de familie van een dader, en vragen zich af wat zij ervan afwisten, of zeggen dat er vast iets mis moet zijn gegaan in de opvoeding. Wat daarbij niet gezien wordt is het feit dat het ons allemaal kan overkomen. Dat kan ik vanuit mijn jarenlange ervaring zeggen: ook in goede gezinnen kan een kind opgroeien waar van jongs af aan iets mee aan de hand is, dat altijd in de problemen komt en niet goed aansluiting vindt bij anderen.'

De neiging om daders en hun families voorgoed in het verdomhoekje te plaatsen wordt sterker, ziet Douw. 'Het is moeilijk om de verhalen van de familie van het slachtoffer en de dader naast elkaar te laten bestaan. We gaan vaak mee met de gedachte dat de familie van de dader geen recht van spreken heeft. Berichtgeving in de media draagt daar aan bij. Je kan het bestaan van mensen echter niet uitvlakken: niet de persoon van de dader, en zeker niet hun familie. We neigen er op dit moment naar om daarin door te schieten. Het is een verontrustende ontwikkeling dat we zo omgaan met mensen die zelf geen delict hebben gepleegd.'

Ogenschijnlijk onverenigbare perspectieven

Met zijn stichting Herstel & Terugkeer werkt Douw aan het bij elkaar brengen van die ogenschijnlijk onverenigbare perspectieven. Want hoe vraag je een moeder die haar kind heeft verloren door een gruwelijke moord om het op te brengen om naar het verdriet van de moeder van een dader te luisteren?

Op ontmoetingsdagen doet Douw daar een poging toe, door families van daders en families van slachtoffers bij elkaar te brengen. 'Een vrouw van wie de zoon in tbs zat voor een levensdelict, zat naast een vrouw van wie de dochter nog niet zo lang geleden vermoord was. De moeder van de zoon die een levensdelict gepleegd had vertelde haar verhaal, en ik vroeg de moeder die haar dochter kwijt was geraakt hoe het voor haar was om daarnaar te luisteren. Zij zijn elkaar om de hals gevallen. 'Wat jij meemaakt is niet te doen, en wat ik meemaak is niet te doen', zeiden zij tegen elkaar. Zij hebben telefoonnummers uitgewisseld en hebben nog steeds contact. Dat zie ik vaak gebeuren in een ontmoeting.'