Zo ontwikkelt de maatschappij zich nu eenmaal, zou je kunnen zeggen. Zo zetten we stappen vooruit. Maar waarom klappen we zo hard met de zweep richting degenen die die laatste trends gemist hebben, die toevallig niet de laatste opiniestukken in kwaliteitskranten hebben gelezen, aan wie een zich razendsnel ontspinnend debat onder een Instagram-post toevallig voorbij is gegaan?
Natuurlijk positioneerden we onszelf altijd al graag als vooruitstrevend, superieur ten opzichte van late volgers van trends, wellicht. De reden dat het woord cancelcultuur een vlucht heeft kunnen nemen, is dat de klappen van de zweep harder zijn dan ooit. In de publieke arena van onze immer digitaliserende wereld verspreidt nieuws zich razendsnel, hengelen we allemaal naar de aandacht van andere online gebruikers en zijn we doodsbang dat die ander in onze tijdlijn een misstap aantreft, om dat nieuws vervolgens aan de grote klok te hangen.
We jutten elkaar op. Dat zorgt er steeds vaker voor dat iemand oneigenlijk hard gestraft wordt voor diens misstappen. Wie een – onmiskenbaar smakeloze – grap uithaalt door aan een minderjarig jongetje te vragen of hij zijn piemel wil laten zien, of de suggestie wekt zijn verloofde ernstig te hebben mishandeld in een hotelkamer, is plotseling alles kwijt: zijn platenmaatschappij dumpt hem, zijn optredens worden gecanceld, zijn sponsoren melden zich een voor een af. Niet omdat ze dat gezamenlijk zo hebben afgesproken, maar omdat ze bang zijn achter te blijven bij de rest. En zo ontstaat een cascade aan annuleringen – alles maar om je als bedrijf of merk te distantiëren van die ander. Alles maar om je smetteloze positie te behouden.
Wie cancelt, laat zien voorop te lopen in diens denken: die ziet als eerste welke stap we als een misstap moeten bestempelen, toont de daadkracht van woorden ook een daadwerkelijke annulering te maken. Allerminst verwonderlijk, dus, dat sponsors en partners massaal de handen af trekken van een negatief in het licht staande celebrity. Maar wat in die opeenstapeling ontstaat, is een buitengewoon hoge prijs voor een uit de hand gelopen – nogmaals, ronduit misselijke – handeling of grap.
Uiteindelijk is het een gelopen race. Uiteindelijk blijkt zelfs uit het hoofdkantoor de meest smetteloze goededoelenorganisatie een racistisch verhaal te peuteren, zakt zelfs de meest geliefde volkszanger van Nederland op de knieën als die met zijn buitenechtelijke escapades wordt geconfronteerd. En daar zit je dan, op de bank bij Linda de Mol, de bitterballen waarvan je niet mag snoepen binnen handbereik: je bidt en smeekt dat je vrouw ooit nog bij je zal terugkomen, hemelt haar op tot je eeuwige Valentijn – alles om met haar ook je schare aan volgers terug te krijgen, voor heel Nederland weer de ideale schoonzoon te zijn. Dat je daarvoor je menselijkheid moet opofferen, de gebruikelijke barstjes in een ziel moet wegpoetsen, heb je er zonder twijfel voor over.
Deze annuleringsmaatschappij verlamt. Ik heb me de afgelopen maanden steeds vaker gelukkig geprezen dat ik geen columns schrijf voor een landelijke krant, nooit als tafeldame heb hoeven optreden bij Matthijs, op de radio niet op reguliere basis mijn stem hoef te laten horen. Het zorgt ervoor dat ik niet hoef te vrezen onderuit te worden geschoffeld door een bekende columnist, negatief aangehaald te worden bij een late night show, onderwerp van gesprek te zijn bij RTL Boulevard. (We zouden inmiddels bijna vergeten dat de ooh's en aah's van 'Heb je al gehoord wat die-en-die heeft gedaan' zich ooit tot zulke roddelmedia beperkten.) Op mij wordt goddank niet gelet. Hoe meer cancelvoorbeelden ik om me heen zie, des te gelukkiger prijs ik mezelf met die positie.
Dat zou natuurlijk niet de bedoeling moeten zijn. We willen niet dat ook maar iemand zich in dit land beperkt voelt in diens doen en laten. En toch: in een land waarin het grondwetartikel voor de vrijheid van meningsuiting en tegen de belediging van mensen die anders zijn dan jij met elkaar in strijd zijn, lopen we nu eenmaal soms tegen de lamp. Willen we dat mensen zich weerhouden voelen zich uit te spreken, grenzen op te zoeken, risico's te nemen? Nee. Willen we dat ze daarbij anderen kwetsen en weten overtreden? Evenmin. Maar onze grootste angst zou op dit moment wat mij betreft moeten zijn dat we een cultuur creëren waarin zelfs denkers met gevoel voor nuance te angstig zijn om hun pen op papier te zetten, een podium op te stappen en aandacht te vragen voor hun verhaal.
Natuurlijk moeten we niet stoppen elkaar te wijzen op kwalijk gedrag en achterlopende denkbeelden. Samen houden we elkaar op de rit. Maar heeft iemand nog een kans op vergiffenis als die bij de minste of geringste fout uit het publieke leven wordt gekukeld? Een afspraak annuleren is iets wezenlijk anders dan die verplaatsen: het podium waarop iemand stond toen die een fout maakte zou ook beschikbaar moeten zijn als diegene een fout wil herstellen. Laten we van onze rechttrekkende cancelcultuur een bezinningscultuur maken, waarin we voldoende mogelijkheden blijven bieden tot menselijkheid.