Hij maakte alleen schilderijen, waarop vaak een clair-obscureffect te zien was: de wuivende palmbomen, de lichte wolken en het kabbelende water dat zijn zorgeloze deel van zijn jeugd representeerde werden langzaam maar zeker verdreven door de donkere donderlucht, de hoge golven en de kraterrotsen, die het naderende onheil symboliseerden. Soms stond ik samen met hem voor die schilderijen en wees hij mij aan: 'Dit is het kamp. Dit is mijn moeder. Dit is Indië. Dit is de dood.'
Meer werd in dat bungalowhuisje op de Veluwe, van top tot teen behangen met Indonesische parafernalia, over het verleden van mijn stiefopa, met wie mijn grootmoeder rond haar vijftigste hertrouwde, niet gesproken. Niet alleen omdat hij er niet over vertelde, maar net zo goed omdat wij er niet naar vroegen. Wij: zijn zoons, stiefzoons, schoondochters, kleinkinderen – allemaal waren we onderdeel van een stilzwijgend pact, dat eruit bestond zo min mogelijk herinneringen aan die vreselijke periode in het verleden van mijn stiefopa naar boven te halen.
Pas toen ik de laatste dagen voor zijn sterven – ik heb mij talloze malen afgevraagd waarom toen pas – op internet op zoek ging naar het boek dat hij in mijn fletse herinnering ooit over de geschiedenis van zijn familie had geschreven, stuitte ik op artikelen en interviews waarin ik feiten las die daarvoor op geen enkel verjaardagsfeest, logeerpartijtje of zondags bezoek ter sprake waren gekomen. Nu pas las ik, via de afstandelijke journalistenwoorden van een onbekende, over de vergeelde dagboeken van zijn moeder die hij tientallen jaren had genegeerd voordat hij de knisperende kaften had opengeslagen.
Ik las over zijn vlucht als negenjarige voor de naderende jappen, de bergen in, waar hij zich samen met zijn moeder maandenlang schuilhield in een kippenhok. Over de lokale bevolking die hen niet wilde verraden, uit ontzag voor zijn moeders medicijnenkennis, waarmee ze menig inwoner genas. Toen de jappen dreigden het dorp in brand te steken, las ik, gaf ze zich over. Ze werden overgebracht naar een kamp, waar zijn moeder meermaals bijna bezweek onder het zware werk. Toen hij haar als twaalfjarige jongen in de winter van 1944 uit het oog verloor, werd hij naar een mannenkamp midden in de bossen gebracht. 'Hij werd seksueel misbruikt door de bewakers', stond er zonder omhaal, tussen aanhalingstekens, alsof hij dat zo direct uit zijn mond zou hebben gekregen. Het stak me dat hij alleen al tegenover deze interviewer opener zou zijn geweest dan tegenover al zijn dierbaren bij elkaar.
Toen hij de dagboeken van zijn moeder eenmaal onder ogen kon komen, begon hij ze over te typen, stond er. Na het voltooien van die digitaliseringsklus wilde hij het verhaal van zijn vader op schrift stellen, vertelde hij. Een lastigere klus, omdat de beste man nooit een letter over zijn eigen reilen en zeilen op papier had gezet. 'Ik heb hem nooit gevraagd: 'Pa, vertel eens iets over jezelf.' Dat vind ik een onvergeeflijke fout', citeerde de journalist.