Terwijl iedereen rondspringt in de sneeuw, ben ik elders — in Pakistan, waar het Zuid-Afrikaanse cricketteam op een zonovergoten veld op z'n donder krijgt. Als de avond valt en de spelers in korte mouwen richting de kleedkamer lopen, hangt de zon op de achtergrond als een vuurbal aan de hemel. Mijn ogen dwalen van het computerscherm naar mijn bevroren voortuin en de witte wereld daarachter, waar het opeens een komen en gaan van mensen is. Ouders die hun kinderen op sleeën achter zich aan slepen. Jongens die een slee aan een scooter hebben gebonden. Een wandelend echtpaar in sjieke kleding geschikt voor de skipiste.
Het extreme winterse weer heeft voor een wonder gezorgd: opeens lijkt de eenzaamheid uit Nederland verdreven. Hoe een nationale identiteit kan zorgen voor een warme deken, zelfs voor de eeuwige vreemdeling die standaard in de kou staat.
Gekkenwerk, denk ik, terwijl ik de scorecard in Rawalpindi doorneem. Voor het nationale team van mijn geboorteland ontaardde de testmatch in een slachtpartij. Maar ik heb gelukkig weer cricket gezien. Ik mis cricket, de sport die je alleen kunt spelen als het warm is en de zon schijnt. Ik mis dat meer nu iedereen in het land waar ik al meer dan dertig jaar woon wild-opgewonden praat over hoe dik het ijs wordt in de komende dagen.
In Utrecht heeft iemand een iglo gebouwd. Een iglo. Weerman Ed Aldus in Goedemorgen Nederland: 'Ik ben geboren met weer in mijn genen… Ik krijg hier en heel apart gevoel van.' In Op 1 stelen de Rotterdamse sneeuwruimers de show. En minister-president Rutte zegt: 'We leven opeens in een zeventiende-eeuws schilderij.'
Maar dat schilderij is mijn schilderij niet. Ik voel mij zoals die man die in de nacht van zondag op maandag van Gouda richting zijn huis in Weesp liep, een afstand van ruim vijftig kilometer, onderkoeld raakte en toen zijn moeder belde omdat hij koud en nat was. Reddingsdiensten vonden hem net op tijd liggend op een fietspad. Hij moet half dood zijn geweest.
Hij was een vreemde eend in de bijt. Deze uitdrukking is interessant. Ze duidt op een persoon die niet helemaal in een groep past. De herkomst: met 'bijt' wordt een gat in het ijs bedoeld waar watervogels zich verzamelen. Met hun gespetter houden ze het water open. De vreemde eend is dus spelbreker van het eerste uur; als het sneeuwt, kijkt de vreemde eend in de bijt naar cricket op zijn computer.
Toch ervaar ik met iedereen de nationale ontspanning die de sneeuw heeft gebracht. Je kon het plezier proeven. Het was net alsof alle ellende rond de lockdown en de coronacrisis opeens weg was. Mensen vierden samen het winterweer. Natuurlijk speelde al gauw de vraag of de Elfstedentocht kan worden gereden, wat het gevoel van gemeenschap, van collectieve identiteit als een warme deken, verder versterkte.
Er is een keerzijde, en dat is dat de sneeuw Nederland ironisch genoeg ook spannender maakt (misschien is dat ook wel wat er aan de hand is: opeens zijn Nederlanders blij, omdat het land eindelijk eens spannend is). Hoe dan ook, op dit punt ben ik wél van de partij, want in mijn ervaring gaan sneeuw en spanning samen. Iedereen kent Peter Høegs oerverhaal over sneeuw en suspense, Smilla's gevoel voor sneeuw (1992), waarin de dochter van een Inuit zeehondenjaagster de dood van een jongetje probeert te ontraadselen. En recent heb ik de nordic noir-romans van de IJslandse schrijver Ragnar Jónasson ontdekt, over een detective met de schitterende naam Hulda Hermannsdottir. In de verhalen haat Hulda de winter. Dat maakt haar, jawel, een vreemde eend in bijt.
Hier bij 'ons' ga ik mee in het enthousiasme: het ijswater in de aderen van de Nederlanders, de opwinding horende bij het vooruitzicht op het zien van de 'tocht der tochten', de euforie van het hondje dat in het journaal met zijn snoet over het ijs schuift. Dit alles zegt: we zijn samen in wie we zijn. Maar deze dingen voelen is een ander verhaal voor de vreemdeling. Die zit in zijn opmaak anders in elkaar, en in die zin is eenzaamheid zijn standaardinstelling. Gelukkig kunnen ze ook in Nederland erg goed cricketen. En is het nog maar een paar maanden voordat de zon weer schijnt.