Het is niet overdreven om te zeggen dat de ontdekking van zijn betovergrootvader het leven van Mathieu Wijdeven heeft veranderd. Hij verkeerde in een crisis toen het gebeurde: zijn relatie was net uit, het theaterstuk dat hij met zijn vriendin zou spelen ging niet door en hij had zich opgesloten in zijn appartement. Gelukkig wisten zijn ouders wat hij nodig had: een Happy Meal. Ze haalden hem thuis op en zijn moeder probeerde hem gerust te stellen met een citaat van G.G.T. Rustwijk, haar overgrootvader: “Soms hoeven twee geesten niet samen te komen, soms ben je uit ander hout gesneden.”
Al in 1913 pleitte G.G.T. Rustwijk ervoor om van 1 juli een officiële slavernijherdenking te maken. 110 jaar later is dat nog steeds geen officiële feestdag, ziet ook theatermaker Mathieu Wijdeven. G.G.T. Rustwijk is zijn betovergrootvader en een ‘bizarre, obsessieve zoektocht’ naar het leven en werk van zijn voorvader resulteerde in een theatervoorstelling, tentoonstelling én een podcast. “Ik pak door waar hij mee bezig was.”
“Ik heb dat citaat eigenlijk nooit teruggevonden,” vertelt Wijdeven. Maar het was het startschot van zijn zoektocht naar zijn betovergrootvader, over wie hij tot dan toe niks wist. Hij ontdekte dat G.G.T., zoals hij hem voor het gemak noemt, als eerste Surinamer een dichtbundel had gepubliceerd en in 1911 een onemanshow had geschreven die kritisch was op de Nederlandse koloniale macht, met de poëtische titel Het waarom beantwoord, of het wee ontsluierd voor de welvaartscommissie. Naast dichter en theatermaker was G.G.T. ook fotograaf en beeldend kunstenaar. En dat terwijl hij de zoon was van een vrouw die nog slaafgemaakte was geweest. “Mijn betovergrootvader behoorde tot de eerste generatie mensen van kleur nadat de slavernij was afgeschaft. Ik wilde er alles over weten.”
Nu, vijf jaar later, heeft Wijdeven een toneelstuk, een tentoonstelling en een vierdelige podcast gemaakt over het leven en werk van G.G.T. en onze omgang met de slavernijgeschiedenis. Onderweg kreeg hij er een halve familie bij. Schrijver en theatermaker Nina de la Parra (die Wijdeven hielp de voorstelling over G.G.T. te maken), acteur en regisseur Maarten van Hinte (ook hij hielp mee) en medeoprichter van The Black Archives Miguel Heilbron (met hem schreef Wijdeven een artikel) bleken allemaal verwanten. “Ik kwam erachter dat er heel veel familieleden waren die, net als ik, iets creatiefs deden. Dat vond ik heel bijzonder. Ik bleef maar mensen tegenkomen en iedereen wist wel weer iets over hem te vertellen.”
Je lijkt best op G.G.T., ook jij bent beeldend kunstenaar en theatermaker.
“Ja, ik vind het leuk om beeld te maken, te schrijven, te spelen, radio te maken – bij alles denk ik, let’s go! Het voelde altijd alsof ik beter één ding kon doen, omdat je dan serieuzer wordt genomen. Toen ik zag hoeveel G.G.T. deed, dacht ik, nee het is juist mooi om je zo breed te verdiepen.”
Hij klinkt als een heel bijzondere man, waarom had je nooit eerder van hem gehoord?
“Het werd ons thuis niet zo aangeboden. Mijn moeder is Surinaams, maar ze vertelde ons niet veel over Suriname. De verhalen die ze wel vertelde, klonken voor ons als een soort sprookje. Bijvoorbeeld dat de biologieleraar een slang had als huisdier, die onder de kast in het lokaal lag. Dat was zo wereldvreemd voor mij.”
Mathieu Wijdeven (1991) is theatermaker. In 2021 ging zijn voorstelling Het waarom beantwoord in première, een ode aan het leven en werk van zijn betovergrootvader G.G.T. Rustwijk. Deze is op 29 en 30 juni nog te zien in Frascati in Amsterdam, als onderdeel van Theater voor Keti Koti. Voor OVT maakte hij de vierdelige podcast Een verborgen Surinaamse schat, waarvoor hij met uiteenlopende mensen sprak over G.G.T. Op dit moment werkt hij i.s.m. Productiehuis Theater Rotterdam aan zijn nieuwe voorstelling Saboteurs.
Voor de voorstelling die je over G.G.T. hebt gemaakt, Het waarom beantwoord, vroeg je aan schrijfster Cynthia McCloud hoe zij denkt dat het komt dat we G.G.T. slecht kennen. Wat was haar verklaring?
“Ze vertelde dat Surinamers alleen de Nederlandse geschiedenis geleerd kregen, omdat ze goede koloniale onderdanen moesten zijn. Dat betekende dat de westerse cultuur veel aanzien had en alles wat zij zelf deden niet zo belangrijk was. Voor mijn eigen moeder was het ook heel vreemd om in Nederland aan te komen en te merken: ik weet alles over jullie, maar andersom weten jullie niks over mij. Jullie denken dat ik een buitenlander ben, terwijl mij altijd werd verteld dat ik een Nederlander was.”
In je voorstelling probeer je G.G.T.’s toneelstuk 'Het waarom beantwoord, of het wee ontsluierd voor de welvaartscommissie', uit 1911, weer tot leven te wekken. Wat was dat voor stuk?
“Het was een onemanshow die vijf uur geduurd moet hebben. Het stuk was gericht aan de welvaartscommissie, een commissie uit Nederland die problemen in Suriname moest oplossen. Suriname verkeerde toen in een diepe economische crisis en kostte vooral geld. Dat was nooit te bedoeling, want Suriname was een exploitatiekolonie die juist geld moest opleveren. G.G.T. riep de commissie in het stuk op om niet alleen bezig te zijn met geld verdienen, maar ook te zorgen voor de mensen in Suriname en aandacht te hebben voor problemen zoals kindersterfte en armoede. Halverwege het stuk kwam een doek naar beneden met daarop een soort hydra-achtig monster, met op elke arm een probleem. Zo kon hij zijn onvrede op een poëtische manier uiten, door de commissie te vragen tegen dat monster te vechten.”
Op dit moment is je vierdelige podcast voor OVT te horen, Een verborgen Surinaamse schat. Was het verhaal van G.G.T. met de voorstelling nog niet verteld?
“In de voorstelling vertel ik het verhaal vooral vanuit mij. Voor de podcast kon ik alle vragen die nog had stellen aan hoogleraren en andere mensen. Dat was te gek. Ik sprak bijvoorbeeld met Michiel van Kempen [bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren, red.] en Rosemarijn Hoefte [historicus, red.]. Het is een meerstemmig verhaal geworden.”
Voor de podcast ging je ook naar Suriname.
“Ja. Toen ik mijn voorstelling maakte was me afgeraden naar Suriname te gaan. Ik moest het doen met de teksten die ik vond en daar mijn Europese fantasie op loslaten. Toen ik daarna naar Suriname ging, dacht ik: oh daar kom ik met mijn verhaal, een Nederlander. Maar iedereen stond er heel open voor. Ik heb verschillende mensen gesproken die zeiden: wauw, dit is heel belangrijk, het is een deel van onze geschiedenis dat ons af is genomen en dat we terug moeten nemen. Ze vonden het belangrijk om meer te weten over de traditie van activisme, om te zien dat deze man al heel lang geleden met dezelfde thema’s bezig was. Dat is aan de ene kant heel treurig, maar kan ook juist versterkend werken, omdat je op de schouders staat van de mensen voor je.”
Je kwam er bijvoorbeeld achter dat G.G.T. in 1913 al een pleidooi hield om op 1 juli de afschaffing van de slavernij te vieren.
“Ja, hij schreef een speech voor de Emancipation Committee, die ik alleen in het Engels heb gevonden, wat best bizar is. Hij heeft de speech alleen geoefend, maar nooit zelf op kunnen voeren, omdat hij toen al op zijn sterfbed lag. In zijn speech lees je bijvoorbeeld dat er veel schaamte was bij mensen van kleur die afstamden van totslaafgemaakten, die schaamte wilde hij wegnemen. En hij was er heel duidelijk over: de vrijheid is ons niet gegeven, er is voor gestreden door verzetshelden zoals Boni, Joli Coeur, Baron en Adoe. Hij laat ook zien waarom juist de trans-Atlantische slavernij niet gelijk is aan slavernij van alle tijden. Hij benoemt heel expliciet dat deze slavernij gepaard gaat met het beeld dat witte mensen superieur en zwarte mensen inferieur zijn en dat zo racisme ontstaat. Dat zijn argumenten die vandaag de dag nog steeds worden gebruikt om uit te leggen waarom de afschaffing van de slavernij gevierd moet worden.”
Op 1 juli is het Keti Koti, de herdenking van de slavernij en de viering van de afschaffing ervan in Suriname en het Caribisch gebied, in 1863. Omdat voormalige totslaafgemaakten nog tien jaar verplicht moesten doorwerken, zie je tijdens Keti Koti (en bijvoorbeeld tijdens Black Lives Matter protesten) veel mensen met een button met daarop ‘1873’.
1 juli is geen officiële nationale vrije dag, maar zou dat volgens Mathieu Wijdeven en anderen wel moeten zijn. The Black Archives pleit er bijvoorbeeld voor om van 1 juli een officiële herdenkings- en feestdag te maken in Nederland waarop iedereen vrij is.
Tegenwoordig wordt op 1 juli uitgebreid stilgestaan bij Keti Koti, al is het geen officiële feestdag. Hoe kijk jij naar die dag?
“Ik denk dat het voor iedereen goed is om kennis te nemen van de slavernijgeschiedenis, omdat je daardoor meer respect voor elkaar krijgt en we ook beter kunnen begrijpen wat er nog van over is van de slavernij, zoals alledaags racisme.”
“Eigenlijk bestaat Keti Koti uit twee delen, de herdenking van de slavernij en de viering van de afschaffing ervan. Sommige mensen vertelden me wel dat ze liever geen zware voorstellingen meer willen zien op 1 juli. Dan willen we gewoon lekker Surinaamse cake eten en het van zich afdansen. De dag ervoor willen ze er juist bij stilstaan en de verhalen horen. Zelf speelde ik vaak een voorstelling op 1 juli, maar nu heb ik voor het eerst vrij genomen.”
Heeft je zoektocht naar G.G.T jou veranderd?
“Ja, ik begrijp nu beter waar ik vandaan kom. Ik begrijp de geschiedenis die achter me staat, waardoor ik de wereld van vandaag ook beter begrijp. Laatst vroeg ik me af waarom ik in eerste instantie niet zo geïnteresseerd was in Suriname. Ik denk dat er een drempel voor mij was: overal waar ik kwam, ook in het witte Brabantse dorp waar ik ben opgegroeid, was het van, waar kom jij vandaan? Dan moest ik weer uitleggen dat ik Surinaams ben, mijn moeder Surinaams is. Het was een moetje. Toen ik G.G.T. tegenkwam, begreep ik dat de reden dat ik dat nu moet doen, te maken heeft met zijn wereld van toen.”