Op school leerde ik dat we een slechte en een goede geschiedenis hebben. Je had de West-Indische Compagnie en die was slecht want dat was de slavenhandel. 'Daar praten we liever niet over' zei de docent. Je had ook de Oost-Indische Compagnie en die was goed want dat was specerijenhandel. Daar waren we trots op. The light side and the dark zeg maar, een simplistische tegenstelling die op geen enkele manier recht doet aan de verwevenheid van die twee compagnieën en die alle ellende die we in het oosten uit hebben gehaald maskeert.
'Black lives matter' zeggen maakt witte mensen ongemakkelijk. We zoeken dan naar manieren om het gesprek over racisme te ontwijken, door de aandacht af te leiden ('Halsema moet opstappen') of af te weren ('dat speelt alleen in Amerika'). Dat ongemak toont een onwelwillendheid om ons aandeel in het ontstaan, bestaan en voortbestaan van raciale hiërarchieën te erkennen.
Het verlies van Indië is nog steeds moeilijk te verkroppen voor veel witte Nederlanders. We hebben er romantische beelden bij, terwijl er weinig romantisch is aan gewelddadige overheersing en het roven van grondstoffen. Indonesië heeft zichzelf van ons bevrijd in een verschrikkelijke onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949), een brute strijd die vier jaar duurde. Wij weigerden te accepteren dat de mensen helemaal geen zin hadden in de oude bezetter toen de Japanners verslagen waren.
Dit is recente geschiedenis, het is helemaal niet zo lang geleden. Bovendien heeft Nederland nog steeds koloniën, al noemen we die gebieden natuurlijk niet zo. Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn aparte landen binnen ons Koninkrijk, we hebben met hen een 'samenwerking', zij hebben een 'bijzondere status'. Daarnaast zijn de gevolgen van kolonialisme overal zichtbaar. In de alledaagse realiteit van de Nederlandse multiculturele samenleving kan je er niet omheen.
Onlangs was cultuurhistoricus Nancy Jouwe te gast bij Op1. Ze benadrukt hoe Nederland vierhonderd jaar lang een koloniale overheerser is geweest. Uit die geschiedenis komt racisme voort, racisme dat voortduurt. Het probleem in Nederland is dat we dit niet willen onderkennen, terwijl dát in de VS in het debat in ieder geval geen obstakel is. We moeten veel leren, zegt Jouwe, bijvoorbeeld over ras en racisme.
Maar ras vinden we een beetje eng. We hebben het liever over het vage 'etniciteit'. 'Ras bestaat niet' hoor je vaak. Dat is ook zo: er is geen genetische basis voor het concept ras. In plaats daarvan, stelt socioloog Stuart Hall, is zwart een 'politieke categorie'. Het verwijst naar een specifieke ervaring van mensen, die het resultaat is van historische relaties tussen groepen. Zo verschilt wie gezien wordt als wit per tijd en regio. De Grieken wel, de Turken niet. Racisme komt daarom ook in verschillende gedaantes. Dat het in de VS een andere vorm heeft, betekent niet dat het bij ons niet bestaat.
De Nederlandse cultuur is het product van specifieke historische gebeurtenissen en relaties. Als je door Amsterdam of Middelburg loopt, kan je niet heen om slavernij en uitbuiting. Hoe we als witte Nederlanders over onszelf denken is daar ook het resultaat van. Ik heb veel gereisd en overal waar ik kwam werd ik dankzij mijn witheid met alle egards behandeld. Natuurlijk versterkt dat superioriteitsgevoelens, gedachten die gevoed zijn door op te groeien met verhalen over de glorieuze geschiedenis van ons land. Zeggen dat die gevoelens er niet zijn, of dat je kleurenblind bent, is het miskennen van die geschiedenis en liegen over je ervaring.
De witte antiracisme-activist Jane Elliott vraagt steevast aan haar witte publiek wie van hen behandeld wil worden zoals we zwarte mensen behandelen. Niemand reageert. Dat laat zien dat we het weten, we weten dat racisme en discriminatie bestaan. Er niet tegen strijden is het voort laten duren.
In de woorden van Jouwe hoorde ik Frantz Fanon (1925 -1961) terug. Deze psychiater, filosoof en revolutionair is verplichte kost binnen postkoloniale theorie, het wetenschapsgebied dat zich richt op de gevolgen van kolonialisme. Geboren in Martinique, toen en nu kolonie van Frankrijk, vocht hij in de Tweede Wereldoorlog tegen de nazi's. Daarna werd hij hoofd van de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis in Algerije, waar hij de effecten van koloniaal geweld zag en zich aansloot bij de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging Front de Libération Nationale.
Zijn meest invloedrijke boek is Les Damnés de la terre (1961), De verworpenen der aarde. Fanon zet uiteen hoe kolonialisme gedreven werd door racisme. De witte kolonisator zag zichzelf als dienaar van het goede, hij was immers christelijk. De 'inheemsen' behoorden niet tot dezelfde soort, ze waren inferieur, niet in staat tot ethiek. Tijdens de kolonialisatie nam de bovenlaag van de oorspronkelijk bevolking de normen en waarden van hun overheersers over, ze maakten zich die eigen. 'De onderdrukten geloven altijd het slechtste over zichzelf' schrijft hij.
Dat schud je niet zomaar af. Kolonialisme heeft de wereld georganiseerd, er hiërarchieën in aangebracht. Die pikorde hebben mensen toen geïnternaliseerd. Dat stopte niet ineens toen we in 1975 vertrokken uit Suriname, dat denken was niet plotsklaps weg. Zoals Fanon zegt: 'Imperialisme laat rottende kiemen achter, die we klinisch moeten opsporen en verwijderen, uit onze landen maar ook uit onze hoofden.'
Die uitspraak is bedoeld om de benadeelden van kolonialisme aan te sporen. Ik zie er ook een aansporing voor mij in. Als witte Nederlander doorleef ik de gevolgen van onze geschiedenis. Daar kan ik niet in shoppen – wel trots zijn op Rembrandt, niet nadenken over zijn financiers. De identiteit van witte Nederlanders komt voort uit en is gevormd door een geschiedenis waarin witte mensen als beter gezien werden dan de rest. We moeten dat erkennen om het kwijt te kunnen raken. Dat leerproces is ongemakkelijk. Maar het nog langer uitstellen is onverdedigbaar, omdat zwarte mensen er nog steeds onder lijden. Een eerste stap is uitspreken dat black lives matter.