Het begon voor psycholoog Douwe Draaisma met een fascinatie voor verschijnselen in de psychologie die tegelijk wel én niet bestaan. Zoals denkbeeldige vriendjes, wier bestaan, naam en karakter door een kind zelf worden verzonnen, maar die voor dat kind maar al te reëel zijn. Een ander voorbeeld is de fantoomervaring, waarbij je na amputatie nog steeds je been voelt. Dan is dat been er tegelijk wel en niet. En in meer extreme vorm zijn er wanen: overtuigende denkbeelden die niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Draaisma’s fascinatie resulteerde in De man die zijn hoofd verloor, een boek over levensechte gewaarwordingen die je hebt terwijl er geen objectieve, fysische prikkel is.
Je weet zeker dat je Jezus Christus of Napoleon bent, dat je dood bent, of dat al je geliefden zijn vervangen door dubbelgangers, en niemand kan je ervan overtuigen dat dat niet zo is. Als je bevangen bent door wanen, voelt dat zó echt, dat je bizarre dingen ervaart als een onomstotelijke realiteit. In zijn boek 'De man die zijn hoofd verloor' vertelt psycholoog Douwe Draaisma de verhalen van mensen die met ‘wanhopige vindingrijkheid’ een logisch geheel proberen te maken van verontrustende ervaringen. Want hoewel dat vaak gedacht wordt, hebben ze hun verstand allesbehalve verloren. “Alsof de rede het allerlaatste is dat een ziel in verwarring wenst prijs te geven.”
Zo kon het zijn dat een Parijse horlogemaker aan het einde van de 18e eeuw ervan overtuigd raakte dat hij zijn hoofd was verloren. Het waren de tijden van de Terreur, waarin mensen in Frankrijk onthoofd werden onder de guillotine. Deze man wist zeker dat hij onthoofd was en dat het verkeerde hoofd daarna op zijn romp was teruggezet. Voor de buitenstaander een ongeloofwaardig verhaal, maar in de beleving van de patiënt een stellige waarheid die met logica werd geconstrueerd. Draaisma schrijft: “De horlogemaker heeft misschien in de spiegel gekeken en zichzelf niet herkend. In zijn herinnering zag hij er heel anders uit, met mooie tanden, geen rotte. Dan moest dit gezicht in de spiegel wel van iemand anders zijn, dit was beslist niet zijn eigen hoofd. Maar hoe kon in godsnaam het hoofd van een ander op zijn schouders terecht zijn gekomen? En hoe was hij het zijne kwijtgeraakt? In deze toestand van verbijstering suggereerden de beelden van al die hoofden die rolden onder de guillotine een oplossing. Hij moest zelf zijn terechtgesteld en toen zijn hoofd hebben verloren!”
Om verwarrende ervaringen een plaats te geven, kan een patiënt een scenario of realiteit ontwikkelen waarin hij kan begrijpen wat hem overkomt, vertelt Draaisma aan de telefoon. “Iemand die schizofreen wordt en stemmen begint te horen, vat het idee op dat hij boodschappen doorkrijgt via het journaal, of ziet patronen in het behang. Dan heeft een buitenlandse geheime dienst het op hem gemunt die ervoor zorgt dat hij wordt afgeluisterd. Hoe bizar zo’n waan in de ogen van de buitenwereld ook is, het is zijn antwoord op verwarrende gewaarwordingen.” Zo bezien zijn wanen geen absurde ideeën, maar logische gevolgtrekkingen uit subjectieve ervaringen met grote overtuigingskracht, die een poging doen om de wereld samenhangend en coherent te houden.
Komen wanen voort uit persoonlijke, sociale omstandigheden?
“Niet alle wanen zijn hetzelfde. Achtervolgingswanen hebben te maken met extreem ontwikkelde achterdocht, waarbij je denkt dat mensen achter je aan zitten. Megalomane wanen, waarbij je je inbeeldt een groot en gerespecteerd leider te zijn, worden sterk beïnvloed door de sociale omstandigheden waarin mensen verkeren. Zo had je in Frankrijk Napoleonwanen, in Engeland Churchillwanen en in Duitsland Bismarckwanen. In die zin zijn wanen ook een teken van hun tijd. Het tijdloze element bij mensen die zich inbeelden iemand anders te zijn, is dat ze altijd iemand kiezen in een leidende positie. Iemand die bewonderd wordt en aan de top van de hiërarchie staat. In het boek beschrijf ik drie mannen die allen dachten dat zij Jezus Christus waren. Voor alle drie gold dat zij maatschappelijk totaal mislukt waren: zij konden geen baan vasthouden, hun huwelijk strandde, ze waren bankroet en eentje was alcoholist. Alles was misgegaan in hun leven en dan is het verleidelijk om je in te beelden dat je aan de top staat. Ik kan me dat goed voorstellen, omdat je dan tenminste een zelfbeeld hebt waar je zelf verder mee kunt.”
Tragisch genoeg val je in de ogen van de mensen om je heen juist nog dieper.
“In de ogen van de buitenwereld is duidelijk dat het nu helemaal mis is. Maar het gaat erom wat de waan voor die persoon doet. Het is een veeg teken dat mensen zich niet gemakkelijk uit een waan laten bevrijden.”
Er is niet tegenop te redeneren?
“Integendeel. Soms heeft dat een averechts effect, wanneer je een argument presenteert dat ervoor zorgt dat de waan zich nog verder uitbreidt. Dat zien we bij het syndroom van Capgras, waarbij je denkt dat je dierbaren zijn vervangen door dubbelgangers. Als je van je partner te horen krijgt dat je niet haar man bent, maar een dubbelganger, dan probeer je haar te overtuigen door iets te vertellen wat alleen jullie kunnen weten. Dan gaat het mis, want dan denkt degene in de waan dat haar dierbare ook in het complot zit, want anders had de dubbelganger dit nooit kunnen weten. Iedere psychiater weet dat het zinloos is om met mensen in een waan te argumenteren. Een waan wordt niet opgegeven door het aandragen van bewijs.”
Bij mensen met de dubbelgangerswaan is de visuele herkenning van dierbaren in de hersenen vermoedelijk nog intact, maar wordt daar niet langer de gebruikelijke emotionele reactie aan verbonden. “De patiënt ziet zijn vrouw binnenkomen,” schrijft Draaisma, “maar tot zijn verbijstering en schrik voelt hij bij zichzelf niet de emotionele warmte die hij vroeger voelde. Het is alsof de patiënt – of zijn brein – dan maar één conclusie kan trekken: dan is het haar ook niet, al lijkt ze er sprekend op.” Dat verklaart ook waarom alleen de dierbaren in de waan tot dubbelgangers worden gemaakt: bij vreemden is het uitblijven van een emotionele reactie vanzelfsprekend.
Douwe Draaisma (1953) is hoogleraar Geschiedenis van de Psychologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Hij schreef bekroonde boeken over de werking van het menselijk geheugen, zoals Vergeetboek, De metaforenmachine en Een geschiedenis van het geheugen. In zijn nieuwste boek De man die zijn hoofd verloor (2022) onderzoekt hij de werking van wanen en illusies.
De eenzaamheid van mensen met wanen is aangrijpend. Ben je nog bereikbaar voor de mensen om je heen?
“Met een waan ben je helemaal alleen. Het is jouw unieke antwoord op jouw persoonlijke gewaarwordingen. Iemand met een waan heeft helemaal geen behoefte aan gezelschap, het doet je in jezelf keren. De drie mannen met de Christuswaan worden halverwege de 20e eeuw voor een psychologisch experiment bij elkaar gebracht, maar moeten in het begin niets van elkaar hebben. En het idee dat ze in de confrontatie met elkaar uit hun waan zouden raken, blijkt ook niet te werken.”
Draaisma schrijft: “Vele confrontaties verder heeft elk van de Christussen een eigen ‘verhaal’ over hoe het kan dat er nog anderen zijn die ook denken Christus te zijn. De een ziet zichzelf als ware god en de andere twee als ‘instrumentele’ goden. En de ander gelooft dat de andere twee in feite dood zijn.”
Weten we hoe wanen veroorzaakt worden?
“Niet zo goed. Het is zelfs zo dat de definitie van een waan filosofisch al problematisch is. Wanneer noem je iets een waan? Als iets afwijkt van de realiteit. Maar wie mag bepalen wat de realiteit is? Bij extreme wanen is dat niet zo’n probleem, maar mensen kunnen ook subtiele wanen hebben die best waar zouden kunnen zijn. Sommige mensen wórden in de gaten gehouden en in sommige woningen zít misschien afluisterapparatuur. Daar begint de definitie van de waan al te rafelen. Maar het psychologische antwoord is dat wanen een antwoord zijn op de verwarrende gewaarwordingen die je begint te krijgen.”
Hoe ontstaat die verwarring? Bijvoorbeeld door een verstoring in de hersenen?
“Dat is de meest logische gedachte, maar onderzoeken naar het functioneren van de hersenen bij schizofrenie hebben niets opgeleverd. Er is niet een bepaald gebied of een stofje dat daar verantwoordelijk voor zou kunnen zijn. Iedereen is het erover eens dat het waarschijnlijk iets in de hersenen is, maar de enorme diversiteit van ideeën over wat dat dan zou kunnen zijn, maakt het zinloos om het een hersenziekte te noemen. Dan heb je nog niks opgelost.”
Als je iemand in een waan niet kan overtuigen van het tegendeel, moeten we er dan in meegaan en zeggen: we laten je in de waan?
“Ja, dat gebeurt vaak. En dan hopen we dat een behandeling met medicijnen iemand tot bezinning brengt. Iemand die stevig in een waan heeft gezeten kijkt daar meestal niet graag op terug. Het is een geestestoestand waarin je niet gelukkig was, want het isoleert je. Je meest dierbaren die altijd achter je staan, kunnen je niet volgen in de waan.”
Is de waan een soort spiegel waarin we de werking van onze psyche kunnen bekijken?
“In feite liggen er hele normale, cognitieve en psychologische mechanismen aan ten grondslag, die in de waan extremer zijn. Voor ons allemaal is het verstandig om kritisch te zijn op de informatie die tot je komt, maar dat kan overgaan in achterdocht, wat over kan gaan in paranoia. Daarnaast zijn we allemaal geneigd tot confirmation bias: we gaan liever op zoek naar bevestiging dan strijdige informatie, en de bevestiging onthouden we ook beter. En verder willen wij allemaal gewaardeerd worden om wie we zijn en wat we doen en daar bewondering voor krijgen, maar een sterke drang daarnaar kan tot grootheidswanen leiden. Zo zie je dat drie normale menselijke eigenschappen door overdrijving over kunnen gaan in loskoppeling van de realiteit.”