Al zolang muzikant en schrijfster Aafke Romeijn het zich kan herinneren, heeft ze last van ‘enge denk’, zoals ze het als kind noemde. “Ik was een jaar of vier, vijf, toen ik in een snackbar zag hoe iemand een frikandel speciaal bereidde, wat ik toen graag at. Ik had een nogal levendige fantasie en bedacht hoe mijn voorarm opengesneden zou worden, zoals je dat ook doet met een frikandel. Van dat soort gedachten kreeg ik de kriebels, ik gruwde ervan, maar het lukte me niet om er niet aan te denken. Sterker nog: ik wilde er zo graag niet aan denken, dat ik aan niets anders kon denken. Ik reageerde daar zo sterk op, dat ik er flauw van kon vallen.”
Het zijn onder andere die angstgedachten die Romeijn op haar negende bij de huisarts doen belanden. “Ik sliep heel slecht en was zo gefocust op goed moeten slapen, dat slapen helemaal niet meer lukte. Ik kon tot 2 of 3 uur ’s nachts wakker liggen. Ik lag te zweten, te huilen, ik wist van ellende niet meer wat ik met mezelf aan moest. Overdag ging ik me daar al over opvreten en ’s middags kreeg ik angstaanvallen omdat ik bang was dat ik die avond weer niet zou kunnen slapen. De huisarts wilde me slaappillen voorschrijven. Zo ging dat in die tijd. Mijn ouders vonden dat geen goed idee en zijn op zoek gegaan naar een therapeut.”