De laatste keer dat ik een kies liet trekken, was het einde van mijn verstand. Een ontstoken wortel met de kerstdagen betekende drie dagen lang met wodka in mijn wang wanhopig rondbellen naar de spoedchirurgie. Verlossing. Naalden prikten in mijn tandvlees en gehemelte. De spijker die in drie dagen diep in m'n kaak was geslagen, verdween na de zesde prik.
Mijn maag keerde zich om toen ik de bebloede wortel zag die een leegte in mij achterliet. Ik registreerde alles: de bittere smaak van de verdoving, de rubberen handen van de assistent die mijn hoofd in de behandelstoel drukten, de chirurg die strak mijn kin fixeerde, het geknars van de tang op mijn kies. Maar ik voelde niets van het verlies.
Een tandarts zonder verdoving is ondenkbaar. De pijn is zo intens, zo dicht op de hersenen. Zo ondraaglijk. Toch mogen baby's die tanden krijgen gewoon huilen. En wanneer mijn melktanden uitgekauwd waren, hielp het touwtje aan de deurklink ze met het vertrek. Eens, toen ik mijn broer na een nachtje doorzakken paracetamol zag uitdelen aan zijn vrienden, werd ik nieuwsgierig. Waarom verdoven we onszelf zoveel als volwassenen, maar mogen we als kind zoveel voelen?