'Moeilijke werkomstandigheden, een snelle carrière en een typische gedragsstijl kunnen ervoor zorgen dat zelfs sterke en ambitieuze mensen in een crisis terechtkomen,' constateerde ik in 1992, om vervolgens de nadruk te leggen op de persoonlijkheid van de slachtoffers, mensen met zogenoemd type-A gedrag: ambitieuze, competitie- en prestatiegerichte werknemers. De oplossing voor de crisis lag destijds volgens deskundigen dan ook meer bij de werknemer dan bij de werkgever. 'De moedeloze midlifer zal zijn verwachtingen moeten aanpassen aan de werkelijkheid. In veel gevallen betekent dit een radicale verandering van houding en gedrag, een proces dat jaren in beslag kan nemen.'
Nog geen decennium later had burn-out de status van een volksziekte gekregen. Een kwart miljoen werkenden voelden zich opgebrand. 'Er woedt een storm door Nederland die langzaam aanzwelt tot een orkaan,' schreef ik in maart 2000 in de Volkskrant. 'De storm heet stress.' Met de kennis van nu klinkt die orkaan achteraf wat overtrokken, maar in die tijd maakten we ons echt zorgen: Nederland had de hoogste werkdruk van Europa, 60 procent van de werkenden had er last van; stewardessen, journalisten, rechercheurs en organisatie-adviseurs spanden de kroon. En een op de drie managers voelde zich vaak of vrijwel altijd te zwaar belast.
Voor een burn-out hoefde je je toen al niet meer te schamen. In datzelfde jaar schreef econoom en journalist Annegreet van Bergen als een van de eersten hoe ze ziek werd van te hard werken en wat je eraan kunt doen. De lessen van burn-out werd een bestseller, vooral omdat Van Bergens ervaringen zo herkenbaar waren voor de lezers; bovendien voorzag het boek in hun behoefte aan informatie over het ongrijpbare spook van de stress. En zo werd de auteur onbedoeld een trendsetter: het aantal persoonlijke documenten over burn-out groeit nog steeds.