De meest belaagde en gemangelde politicus van het Verenigd Koninkrijk dezer dagen is Theresa May. Vorige week overleefde de Britse premier ternauwernood de aanvallen op haar pro-Europese Brexit-koerswijziging. Twee ministers, David Davis en Boris Johnson, stapten op en tot overmaat van ramp brandde Donald Trump haar in een interview met tabloid The Sun volledig af, om naderhand - zoals wel vaker - de pers te beschuldigen van nepnieuws. De journalisten hadden zijn lovende woorden voor de premier niet opgeschreven, beweerde hij. Eigenlijk vind ik haar fantastisch, wilde hij maar zeggen.
Over de denkfouten van Donald Trump wil ik het hier eigenlijk niet hebben. Het zou een saaie herhaling van uitglijders worden: de overmoed, de gerichtheid op zijn gelijk en het hardnekkige vasthouden daaraan, de kolossale blinde vlek voor de eigen vooringenomenheid. En de mantra van nepnieuws die elke serieuze kritiek transformeert tot een complot.
Net als Donald Trump heeft Theresa May last van zelfoverschatting. Dat bleek al in de zomer van 2017, toen ze verkiezingen uitschreef met het volste vertrouwen dat ze met een overgrote meerderheid de Brexitonderhandelingen kon beginnen. Maar tegen alle verwachtingen in leed haar Conservatieve Partij een pijnlijke nederlaag en verloor ze de meerderheid in het Lagerhuis. Nu ploetert May al twee jaar voort en probeert ze overeind te blijven tussen 'Brexiteers' en 'Remainers'. En dan hebben we het nog niet eens over Brussel. Of over de relatie met de Verenigde Staten.