Direct na de verkiezingen voelde ik me vooral opgelucht om datgene wat er in Nederland niet was gebeurd. In elk geval geen landverschuiving richting populisme, zoals in Amerika. Later ben ik me gaan verdiepen in de vraag wat zich juist wel heeft voorgedaan.

Zijn we inderdaad getuige van een verregaande versplintering zoals bepaalde commentatoren aannemen? Of zet zich achter alle dynamiek toch een verdere verrechtsing door, al dan niet leidend het omarmen van nationale beslotenheid? Anders gezegd: welke betekenis kunnen we aan de verkiezingen toekennen als we de uitslag in een breder perspectief bezien?

Het goede nieuws
Laten we beginnen het met goede nieuws. De opkomst was hoger dan voorheen en ook beter dan verwacht. Kiezers begrepen kennelijk dat iets te kiezen valt. Verder is het goed dat de PVV toch niet de grootste werd, zoals velen in binnen- en buitenland al zagen aankomen.

Mooi is ook dat veel jongeren aan de verkiezingen deelnamen, iets waar de campagne van Jesse Klaver zeker bij geholpen heeft. Tenslotte moet gezegd worden dat er de laatste twee weken een goede campagne is gevoerd waarbij de lijsttrekkers naar Nederlandse begrippen hartstochtelijk voor hun zaken opkwamen.

Wat Nederland niet wil
Maar wat zegt de uitslag over de stemming in onze maatschappij? Volgens ChristenUnie-lijstrekker Gert-Jan Segers hebben de kiezers met hun hart gestemd. Dat zou best eens kunnen kloppen. In elk geval zou de zetelverdeling er anders hebben uitgezien als het aantal strategische stemmers veel groter was geweest.

Het lijkt erop dat de bevolking onze politici een aantal duidelijke signalen heeft willen meegeven, al moet ik toegeven dat de boodschap als geheel een wat ambivalente is. Voorop staat dat veel Nederlanders twee dingen niet wilden:

  1. Een ruime meerderheid wilde niet dat de PVV op nummer één zou eindigen. Ze zijn vermoedelijk geschrokken van de Brexit en de verkiezing van Donald Trump in Amerika, maar nog veel meer dan het feit dat deze nationale populist zijn denkbeelden gaat doorzetten.

    Menigeen wil niet het risico lopen dat zoiets ook bij ons gebeurt, al zullen ze in hun hart met verschillende standpunten van de PVV instemmen. Vergeet niet dat Geert Wilders er vijf zetels bij gekregen heeft, waarmee hij de op een na grootste partij van het land geworden is.

  2. Men wilde ook geen waardering voor het deelnemen aan de regering uitspreken. Beide regeringspartijen verloren fors en vooral de sociaaldemocraten leden een dramatisch grote nederlaag. Dat is nog een understatement: de PvdA is eenvoudig weggevaagd.

    Ook de VVD verloor veel stemmen maar er traden naar mijn inzicht enkele factoren op die dat gecompenseerd hebben. Nederland telt heel wat kiezers die weliswaar sympathiseren met de PVV, maar Wilders ongeschikt vinden als premier en dus hun stem op Mark Rutte uitbrengen. Bovendien kon diens partij de premierbonus verzilveren. Het resultaat van de liberalen lijkt daarom geflatteerd en toch moeten ze acht zetels inleveren.

Conclusie: hoewel Rutte II als een van de weinige regeringen de hele rit uitzat, werd zij hard afgestraft door de kiezer. Zelfs de zich herstellende economie heeft dat niet kunnen verhinderen. Dat lijkt me trouwens ook terecht omdat je dit herstel nauwelijks als een prestatie van de nationale regering kunt opvatten.

Waar gingen de stemmen wel naartoe?
In die zin weten we nu wat de kiezers niet willen: geen PVV op nummer één en ook geen regering zoals we die afgelopen jaren hebben gehad. Het gevolg is dat veel kiezers hun stem bewust niet op de VVD, de PVV of de PvdA uitbrachten. Waar gingen hun stemmen dan wel naartoe? Ze gingen in de eerste plaats naar enkele nieuwkomers.

Twee partijen bereikten voor het eerst via verkiezingen het parlement: DENK dat drie zetels veroverde en het Forum voor Democratie dat met twee zetels in de kamer komt. Daar valt weinig uit af te leiden, behalve dat de aanhangers van deze partijen inderdaad ontevreden met de normale gang van zaken zullen zijn.

Artikel loopt door onder de afbeelding.

Diagram 1: score van politieke partijen op de as gelijkheid-vrijheid en innovatie-behoud en de twee clusters die relatief veel winst boekten.

De onvrede geduid
In dat verband is het opvallend dat de SP een zetel moest inleveren. Voor zover er sprake is van onvrede neemt deze blijkbaar geen radicaal linkse vorm aan. Hoe moeten de voorkeuren dan geduid worden? Er tekenen zich twee clusters af die je als een nieuwe soort politiek midden kunt opvatten.

  1. Het eerste cluster neemt op de sociaaleconomische as een gematigd linkse positie in, maar kiest op de sociaal-culturele as voor innovatie, vooral op het gebied van klimaatverandering. Daar kunnen we D66, GroenLinks en de Partij voor de Dieren toe rekenen.

  2. Het tweede cluster staat op de sociaaleconomische as meer aan de rechterkant en stelt zich in sociaal-cultureel opzicht vooral behoudend op. Zij spreken zich uit voor traditionele waarden en bekommeren zich om het behoud van onze nationale identiteit. Daar kunnen we het CDA, ChristenUnie, SGP en Forum voor Democratie toe rekenen.

Beide groepen behaalden duidelijke winst en hebben nu respectievelijk 38 en 30 parlementszetels. Deze clusters telden naar mijn indruk lijsttrekkers die qua charisma boven de anderen uitstaken, waardoor ze hun partij een extra grote winst bezorgden.

Aan de linkerzijde was dat Jesse Klaver, die de aanhang van zijn partij met een factor drie wist te vermeerderen. Dat deed hij door een wijze van optreden die duidelijk tot de verbeelding sprak, vooral het jongere electoraat. Aan de rechterzijde was het Sybrand Buma die met zijn scherpe keuze voor nationale symboliek de VVD en de PVV flinke concurrentie aandeed en het CDA na vier jaar oppositie weer dicht bij de regeringstafel bracht.

Turkije-rel
Natuurlijk is er de vraag in hoeverre de rel met Turkije in de laatste dagen van de campagne een rol speelde. Ik denk dat die rol wordt overschat. Dat blijkt wel uit het feit dat ze de PvdA nauwelijks geholpen heeft, hoewel minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders en de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb zich bij deze ruzie ondubbelzinnig en sterk opstelden.

Het zou vreemd zijn als premier Rutte, wiens opstelling volkomen identiek was aan die van PvdA-bewindslieden, wél baat bij de Turkse provocatie heeft gehad. De enige die het conflict wist te benutten was Buma, die daarmee en passant in het gevlei kwam van kiezers die in het algemeen weinig met de islam op hebben.

De tragedie van de PvdA
Een enkel woord over de tragedie die zich bij de PvdA voltrok.

  1. De grondfout werd al twee decennia terug gemaakt toen de sociaaldemocraten hun ideologische veren afschudden. Zonder ideologie geen politiek en al helemaal niet voor een partij die ooit om ideologische reden is opgericht.

  2. De tweede fout was dat men (bevrijd van elke ideologische bagage) ging regeren met een stroming die al een eeuw aan de andere kant van politieke spectrum opereert. Je kunt dat alleen rechtvaardigen als er een nationale ramp dreigt of als je bijzonder mooie resultaten boekt. Dat was geen van beide het geval, zodat regeren vooral neerkwam op het inleveren van eigen beloften en het verwaarlozen van de oude achterban.

  3. Ten slotte werd de fout gemaakt om Lodewijk Asscher te benoemen tot lijsttrekker. De man die als vicepremier vier jaar het beleid van de regering Rutte steunde, ging nu uitleggen dat het allemaal heel anders moest. Daar kan zelfs een integere politicus als Asscher niet tegenop.

Wat de PvdA vooral moet doen is de vier komende oppositiejaren benutten om goed na te denken over de beginselen van hedendaagse politiek in het algemeen, en van de sociaaldemocratische in het bijzonder. Buma herinnerde er fijntjes aan dat een dergelijke retraite heel verhelderend kan werken.

Het nieuwe politieke landschap

Hoe ziet het landschap als geheel eruit? Teruggrijpend op mijn analyse van de processen die in het Verenigd Koninkrijk de Brexit tot gevolg hadden, zie ik twee verschuivingen.

  1. Ten eerste doet zich een zekere verrechtsing voor en wel in die zin dat linkse partijen zo'n vijf tot zes procent van hun aanhang aan rechts kwijtraakten. Los van deze percentages is van belang dat veel partijen in programmatisch opzicht en qua taal de afgelopen jaren naar de rechterzijde opschoven.

    De conclusie is dat een groot deel van het electoraat nog steeds geen (of wellicht steeds minder) zin heeft in voorstellen voor meer gelijkheid die de linkerzijde van tijd tot tijd naar voren brengt. Alleen de jonge kiezers lijken daarop een uitzondering te vormen.

  2. Een tweede verschuiving is sterker en beweegt zich langs de sociaal-culturele as. Hoewel enkele op innovatie gerichte partijen duidelijk winst maakten, werd behoud van traditionele waarden en zekerheden toch belangrijker gevonden. De meer conservatieve partijen konden elf tot twaalf procent winst boeken, wat ten koste ging van partijen die fundamentele veranderingen nastreven.

Het samengaan van beide tendensen heeft nauwelijks tot een andere verhouding tussen links en rechts geleid, het bracht vooral andere verhouding binnen het linkse en het rechtse kamp teweeg. Het betekende meer concreet dat de PvdA relatief veel zetels aan GroenLinks kwijtraakte, terwijl het CDA kiezers vanuit de VVD en PVV getrokken heeft.

Spanning tussen innovatie en traditie
De onderliggende dynamiek vertoont enige gelijkenis met datgene er bij de Brexit gebeurde en met wat zich later op een veel grotere schaal in de Verenigde Staten afspeelde. De spanning tussen het omarmen van innovatie en het vasthouden aan traditionele waarden lijkt groeiende, een probleem waarbij vooral hoog- en laagopgeleide burgers tegenover elkaar komen te staan. Het verschil is uiteraard dat we hier een ander kiesstelsel en ook een andere politieke cultuur hebben.

Er wordt veel gemopperd over het feit dat er in Nederland zoveel politieke partijen zijn, dat het vormen van een stabiele regeringscoalitie moeilijk is en dat het politieke landschap sterk versplinterd raakt. Hoewel ik de juistheid van die bezwaren onderken, wil ik toch ook wijzen op het feit dat ons stelsel met zijn vele partijen goed in staat is tot het opvangen van electorale schokgolven en daardoor op de langere termijn meer kans op democratische stabiliteit of veerkracht biedt.

Je moet er niet aan denken wat er was gebeurd wanneer deze verkiezingsuitslag was verwerkt in een stelsel dat slechts twee partijen telt of een politieke cultuur die het parool Winner takes all hanteert. Dan zou ook Nederland het toneel van Trumpiaanse taferelen zijn geweest, waardoor de bestaande onvrede alleen maar groter wordt. Al met al toch enige reden voor opluchting.

Hergroepering van het politieke landschap
Doordenkend op bovenstaande interpretatie, formuleer ik zeven stellingen die een mogelijke hergroepering van het politieke landschap weergeven.

  1. Het wordt tijd voor verbetering van de democratie, waarbij bestuur en bevolking weer op elkaar betrokken raken. Hetzij doordat het bestuur aanzienlijk meer macht aan burgers uit handen geeft, hetzij doordat gekozenen zich op een meer herkenbare wijze voor de waarden van hun kiezers inzetten.

  2. De verschuiving naar de rechterzijde zal in Nederland nog een tijd doorzetten. Het betekent dat veel mensen, als het er op aankomt, de vrijheden van een liberale samenleving hoger aanslaan dan de wens om meer gelijkheid te bewerkstelligen.

  3. De voornaamste dynamiek doet zich niet voor op de sociaaleconomische maar op de sociaal-culturele dimensie voor. Daar staan de voorstanders van innovatie en openheid tegenover degenen die vooral op het behoud van traditionele waarden inzetten.

  4. Het samengaan van die twee tendensen leidt niet tot grote veranderingen in de balans tussen links en rechts, maar wel tot andere verhoudingen binnen links en binnen rechts. Dat kwam electoraal vooral in de winst van respectievelijk het CDA en GroenLinks tot uitdrukking.

  5. Hoewel de meer radicale vleugels aan de linker- en de rechterzijde van het politieke spectrum nog altijd groter zijn dan enkele decennia terug lijkt een verdere polarisatie tot staan gebracht. De twee genoemde clusters zouden beide de basis voor een nieuw midden kunnen vormen.

  6. De grote uitdaging is om te voorkomen dat legitieme vragen inzake traditionele waarden, onderlinge zorg of nationale identiteit worden uitgespeeld tegen de al even legitieme aandacht voor vernieuwing, creativiteit en klimaatverandering. Een nieuwe coalitie zou expliciet op het verbinden van deze thema's moeten inzetten.

  7. Deze verkiezingen hebben duidelijk gemaakt dat de persoonlijkheid van lijsttrekkers en politici er sterk toe doen. Dat is van belang bij een streven naar samenwerking van partijen die ideologisch tamelijk ver uiteen liggen. Wat vermeden moet worden, is dat men omwille van het samenwerken de eigen waarden nagenoeg onzichtbaar maakt. Want dat zou het populisme slechts versterken.
meer weten?

Toelichting bij diagram 1
De positie op beide assen van de genoemde politieke partijen kwam tot stand door het gemiddelde te bepalen tussen mijn eigen inschatting en een veel gebruikte inschatting die door anderen is gemaakt.

We nemen aan dat de schaal van links naar rechts met een hoge waardering voor gelijkheid respectievelijk vrijheid correspondeert, terwijl de schaal van innovatie naar behoud op een voorkeur voor verandering dan wel traditionele waarden wijst.

De twee omcirkelde clusters omvatten partijen die een relatief grote winst boekten.

Het verschijnsel dat een partij bij verkiezingen zetels te danken heeft aan het feit dat de zittende premier de lijsttrekker van die partij is.