De verkenningen voor het nieuwe kabinet zijn begonnen. Een kabinet uit 'twee smaken', lijkt momenteel het meest waarschijnlijk: een kabinet Rutte III met daarin de VVD, het CDA en D66 en met daarbij ofwel GroenLinks ofwel de ChristenUnie.
Uit onderzoek weten we dat regeringsdeelname of oppositie invloed heeft op de mate waarin politieke partijen hun partijprogramma's aanpassen van de ene verkiezing naar de volgende. Als GroenLinks tot het kabinet toetreedt, zal hun partijprogramma er bij de volgende verkiezingen waarschijnlijk nogal anders uitzien.
Een voorbeeld is het onderzoek van Gijs Schumacher en collega's naar veranderingen in >1600 partijprogramma's van ruim 200 partijen in 21 landen tussen 1950 en 2013. Deze studie toont aan dat, gemiddeld genomen en anders dan eerder vaak werd gedacht, het juist regeringspartijen zijn die hun partijprogramma het meest aanpassen, en niet de oppositie.
Maar wat vooral uitmaakt, is hoe vaak een partij eerder geregeerd heeft. Partijen die nog nooit op het pluche zaten (in Nederland bijvoorbeeld GroenLinks) of slechts een enkele keer (de ChristenUnie) veranderen hun partijprogramma gemiddeld genomen sterk na kabinetsdeelname. Partijen die al vaak regeerden, veranderen hun programma gemiddeld genomen maar weinig. Dit verschil komt door het verschil in de verwachting over regeringsdeelname.
Op basis van het verleden is die verwachting laag bij een partij die niet of nauwelijks eerder regeerde. Wanneer zo'n partij in de oppositie terecht komt, voelt dit nauwelijks als een verlies. Een zwaarwegende reden om het partijprogramma op de schop te nemen ontbreekt. Als zo'n partij toch in de regering terecht komt, is die reden er wel. De partij heeft nu het politiek hoogst gewaardeerde goed in handen – regeringsdeelname en daarmee invloed – en wil dat goed niet meer kwijtraken.
Waarschijnlijk wordt hierdoor een mechanisme geactiveerd dat verliesaversie heet. Doordat verlies twee tot tweeëneenhalf keer zoveel pijn doet als winst pleziert, is de neiging om verlies te vermijden sterk. Dit verklaart waarom een partij die (bijna) voor het eerst regeert bereid is om het risico te nemen tot flinke aanpassing van het partijprogramma bij de volgende verkiezingen.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de Duitse Groenen die hun standpunt ten aanzien van militaire interventies drastisch wijzigden tijdens hun deelname aan het kabinet Schröder I (1998-2002). En ook bij de ChristenUnie leidde de deelname aan het kabinet Balkenende IV (2007-2010) tot matiging van sommige voor de partij belangrijke standpunten, die ze vervolgens meenamen de nieuwe verkiezingen in.
Voor politieke partijen die al (heel) vaak regeerden, is regeringsdeelname juist de verwachting. Zo'n partij heeft weinig reden om het programma sterk aan te passen bij kabinetsdeelname. Een laatste groep partijen regeerde af en toe. Gemiddeld genomen gedragen deze partijen zich zoals de (bijna) nieuwkomers en veranderen dus juist wanneer ze in de regering komen. Dat verklaart ook waarom we gemiddeld genomen de grootste veranderingen in partijprogramma's zien bij regeringspartijen.
Wat betekent dit voor de twee meest waarschijnlijke kabinetten? De voorspelling is dat de VVD en de CDA hun programma's het minst zullen aanpassen, dat GroenLinks en de ChristenUnie dit het meest zullen doen, en dat D66 waarschijnlijk ook flinke veranderingen doorvoert. Het risico hiervan lijkt het grootst voor GroenLinks. Zo toonde het overgrote deel van de achterban van de ChristenUnie zich bereid tot compromissen tijdens haar vuurdoop in Balkenende IV. En hoewel D66 doorgaans stemmen verliest op het pluche, zien veel D66-stemmers deze partij wel graag regeren.