Als het niet goed gaat in je relatie, en er echt wat moet gebeuren, is relatietherapie de meest voor de hand liggende stap. Maar dat is een lang traject, het is duur en je hebt geen idee waar je moet beginnen. Werkt relatietherapie eigenlijk wel? Want om de moeite te nemen om iemand te vinden met wie het voor allebei klikt, en de tijd vrij te maken om er heen te gaan, en de investering te doen, wil je wel zeker weten dat het werkt én bij jullie past.
Jarenlang had relatietherapie een slechte reputatie – zelfs in de wereld van therapeuten. Het stond bekend om de lage slagingspercentages, en grote kans op terugval in oude patronen. Een groot deel van het probleem was dat therapeuten eigenlijk maar wat deden.
Tot de jaren 80 werd er vrijwel nauwelijks onderzoek gedaan naar relatietherapie, en dat zorgde ervoor dat therapeuten vaak hun eigen experimenten uitvoerden. Zo was klinisch psycholoog George Bach ervan overtuigd dat problemen in relaties voortkwamen uit onderdrukte woede. Zijn oplossing? Geef beide partners een stok met een zacht uiteinde (een soort grote wattenstaaf), en laat ze alle woede op elkaar afreageren. Het resultaat? Het tegenovergestelde effect. Parners koesterden nog meer wrok en boosheid naar hun geliefden toe dan daarvoor.
Terwijl de ontwikkelingen op het gebied van individuele therapie snel vooruitgingen, met behulp van gedegen onderzoek, bleef relatietherapie heel lang enorm achter.
Relatietherapie ontstond in de jaren 20. Het traditionele model dat daaruit voortkwam had slechts een slagingspercentage van ongeveer 50%. Vanaf de jaren 60 kwam er steeds meer onderzoek naar wat er misgaat in relaties. Nieuwe soorten relatietherapie speelden daar op in, met eigen aannames over hoe deze problemen op te lossen. Vervolgens kwam er ook onderzoek om aan te tonen of deze oplossingen werkten.
In een vorm van relatietherapie uit 1960 werd bijgehouden wat beide partners voor elkaar deden. Het 'voor wat hoort wat' concept. In 1977 bleek uit onderzoek echter dat wanneer stellen dit bij gingen houden, het een teken was van een relatie die aan het verslechteren was.
In de jaren 70, toen relatietherapie populairder begon te worden, werd er van uitgegaan dat de therapeut rationeel en kalm was. Daar tegenover stond het koppel dat emotioneel was, en daarom werd gezien als 'out of control'. Volgens psychiater Murray Bowen, grondlegger van dit idee, was de bedoeling dat de therapeut ervoor zou zorgen dat het stel hun gevoelens zou kunnen controleren en rationeel zou kunnen gaan nadenken. Nu weten we dat Bowen's ideeën over emotie versus ratio niet kloppen. Emoties uiten betekent natuurlijk niet dat je jezelf niet in de hand hebt. Deze vorm van therapie deed het overkomen alsof je een beetje gek was als je naar therapie ging. Dat was niet iets wat 'normale' (lees: rationele) mensen deden.
In de jaren 80 en 90 kwam er een golf van therapieën gericht op het beter leren communiceren. Het belangrijkste hierbij was 'actief luisteren'. Dat hield in dat één van de partners de ruimte kreeg om zijn of haar kritiek te uiten, en de ander daar inlevend naar moest luisteren en dat moest herhalen om te kijken of ze het echt hadden begrepen. Maar psycholoog John Gottman kwam er na dertig jaar onderzoek achter dat gelukkige stellen dat bijna nooit van nature doen. Er kwam zelfs uit dat deze oefening vrijwel nooit hielp om de relatie te verbeteren, zeker niet op de lange termijn. Stellen zetten het namelijk nooit voort in het dagelijks leven, omdat het geen natuurlijk gedrag was.
De tekst gaat verder onder de foto.