Dit concept staat ook centraal in het proefschrift Being There Live: How Liveness is Realized Through Media Use at Contemporary Cultural Events dat Esther Hammelburg vorige week verdedigde. Ze deed onderzoek naar het gebruik van media tijdens Oerol Festival 2017, 3FM Serious Request 2017 en Pride Amsterdam 2018. Ze observeerde, zowel ter plekke als online. Haar verzamelde materiaal bevat meer dan 15.000 beelden. Daarnaast sprak ze met 379 bezoekers en liet hun mediadagboeken bijhouden.
In haar analyse maakt ze dankbaar gebruik van de Griekse term kairos, die zich het beste laat afzetten tegen een ander Griekse term. Chronos staat voor kloktijd, dus lineaire, meetbare tijd. Kairos was de god van 'het geschikte ogenblik' en staat voor innerlijke tijdsbeleving. Filosoof Joke Hermsen schreef er een bekend boek over. Hammelburg kijkt niet alleen naar beleving van tijd (nu versus toen), maar ook naar ruimte (hier versus daar) en het sociale (wij versus zij).
Bezoekers van festivals spelen met deze dimensies in hun mediagebruik. Ze getuigen van memorabele momenten door vooraf, tijdens en achteraf herinneringen te maken in de vorm van posts, stories en streams. Ze willen met beelden laten weten dat ze erbij waren en door middel van check-ins, locatietags en filters tonen dat zij aanwezig waren.
Zelf vastgelegd worden, bijvoorbeeld door de camera's van Serious Request, kan extra punten geven. Het gaat dus niet alleen om eigen herinneringen maken, maar ook om ervaringen delen en anderen op afstand uit te nodigen in het moment. Daarbij hebben ze allerlei afwegingen over hun publieken en gepastheid, maar ook over wat te verbeelden. Bovendien willen ze zelf ook niets missen. Een respondent:
'Ik wil een foto nemen om het later terug te kunnen kijken, maar aan de andere kant vind ik het ook jammer omdat je op dat moment even het moment mist. Leg het vast in je hart, beleef het gewoon in plaats van constant foto's te maken. Het leidt af.' (p. 75)
Het proefschrift van Hammelburg laat goed zien hoe onze beleving van de fysieke wereld doorspekt is met mediagebruik. Hoogleraar Mediastudies Mark Deuze spreekt daarom over Media Life: we leven niet alleen meer met media maar ook in media: media zijn voor ons wat water is voor vissen. De coronacrisis heeft dit proces van mediatisering verder versneld. In dat medialeven is het steeds moeilijker om offline en online van elkaar te scheiden, of fysiek en via media.
Het begrip live staat bol van tegenstrijdigheid. In het alledaags taalgebruik kan je het gebruiken zowel voor ter plekke ergens bij zijn als voor iets dat uitgezonden wordt – denk daarbij bijvoorbeeld aan 'live' lineair televisie kijken of een site die 'live' gaat. En wat betekent het als iemand zegt 'zullen we live afspreken'? Is dat een afspraak in een koffietentje of via Teams? Wie is de we? Gaat het alleen om de aanwezige mensen, of worden er ook opnames gemaakt – een foto van de genuttigde taart of een video van de vergadering?
Momenteel zetten de grote techbedrijven sterk in op de metaverse, volgens Wikipedia een 'volgende generatie of versie van het internet, waarin alle bestaande, gedeelde, en 3D virtuele ruimten aan elkaar verbonden zijn in een alles omvattend virtueel universum'. Een spiegelwereld waarin we nog makkelijker online dingen kunnen doen, van daten tot winkelen.
Dat virtuele universum lijkt mij waanzinnig onaantrekkelijk. De coronacrisis leert ons juist hoezeer we communicatie via schermen vervelend vinden, hoe groot onze behoefte aan lichamelijk contact daadwerkelijk is, hoezeer we offline belevenissen als naar het theater of de club gaan waarderen. 'Erbij zijn' kan nu weliswaar op meerdere manieren, maar ook het onderzoek van Hammelburg toont het primaat van ter plekke samenzijn. Dat vinden we zo fijn, dat we het vastleggen en willen delen met de mensen die er niet zijn. Andersom blijft altijd een slechte tweede: bij onze geliefden zijn via media omdat fysiek niet kan of mag.