Een toonbeeld van ridderlijkheid: de foto van de Britse soldaat die bij de luchthaven in Kabul een Afghaans meisje van een jaar of een in zijn armen beschermt. Wat opvalt is de rust van de soldaat temidden van de chaos van tienduizenden mensen die de luchthaven proberen te bereiken. Tegenover Sky News zegt deze moderne ridder: 'Onze missie is om zoveel mogelijk mensen te evacueren, om ze in veiligheid te brengen.'
Maar vanaf het moment dat Afghanistan in handen van de Taliban viel, was duidelijk dat de foto een leugen was. Ja, de soldaat was even een held, maar in de context van de gespannen werkelijkheid waren zijn daden niets meer dan een luchtspiegeling. Want na een aanwezigheid van twintig jaar blaast het Westen diplomatiek, militair en humanitair in Afghanistan de aftocht.
In NRC Handelsblad lees ik Luuk van Middelaar, historicus en politiek filosoof: 'Ook wij Europeanen ontlenen trots, zelfbewustzijn, ja een historisch gevoel van superioriteit, aan de opvatting dat de 'universele waarden' democratie, mensenrechten en kritische wetenschap opkwamen op ons continent. Ruimhartig wensen wij ze de hele wereld toe.'
Deze 'universele waarden' vinden we ook terug in het beeld van ridderlijkheid in The Green Knight van David Lowery, gebaseerd op het Oudengelse gedicht Sir Gawain and the Green Knight door een onbekende auteur. Het is een prachtige film, wat aanleiding geeft de poëzie weer te gaan lezen, in het Nederlands: Heer Gawein en de Groene Ridder.
Met op de achtergrond de ontwikkelingen in Kabul, krijg je tijdens het kijken en lezen een slechte smaak in de mond. Juist de deugden van de ridder — eer, kracht, moed, trouw en vrijgevigheid — vormden ooit de grondslag voor de Westerse betrokkenheid in de heksenketel van tirannie en geweld in Afghanistan. Maar nu de chaos rond de evacuaties compleet is, lijken de deugden niet meer aan de orde, en zijn degenen die ernaar moeten leven — wij — machteloos geworden. Van ons geloof (in die deugden) gevallen, kun je gerust stellen.
Eerst het verhaal: op nieuwjaarsdag verschijnt een monsterachtige, groene ridder in Camelot terwijl koning Arthur, koningin Guinevere en de Ridders van de Ronde Tafel zitten uitbuiken. De Groene Ridder stelt een spel voor: een van de aanwezigen mag hem met zijn eigen bijl een slag toedienen. Als tegenprestatie wil hij het recht diegene over precies een jaar hetzelfde aan te doen. Heer Gawein accepteert de uitdaging en hakt het hoofd van de Groene Ridder eraf, waarop die zijn hoofd oppakt, op zijn paard stapt en zegt: Gawein, zie je over een jaar in de Groene Kapel, waar ik woon.
Een jaar later is Gawein onderweg om zijn belofte na te komen. In het bos stuit hij op een kasteelheer en zijn aantrekkelijke vrouw. Die nodigen hem bij hen thuis uit. Dan volgen drie verleidingen: telkens als de burchtheer aan het jagen is, probeert de kasteeldame Gawein te verleiden. De ridder houdt stand; zijn deugden redden hem. Maar: Gawein accepteert wel kusjes én een gordel van zijde van de dame. Die zou hem onkwetsbaar maken. Voorwaarde is, zegt de dame, dat Gawein over de gordel moet zwijgen tegenover haar man. Dat doet hij. Maar hiermee toont Gawein wel zwakte — en als ridder faalt hij.