Komiek André van Duin geeft een lezing tijdens de Dodenherdenking; de jonge acteur Hannah Hoekstra speelt een solovoorstelling over de secretaresse van Joseph Goebbels; en op televisie zijn vermakelijke films zoals Paul Verhoevens Zwartboek en Christopher Nolans Dunkirk te zien.
Het lijkt wel of de oorlog eindelijk echt 'toegankelijk' is geworden, dat wil zeggen minder 'heilig' (ik bedoel: André van Duin?). Zelfs het gedoetje over de poster van Forum voor Democratie, waarin een verband wordt gelegd tussen de Duitse bezetting en het coronabeleid van het kabinet, was vooral flauw, net als de berekende 'boze' reacties erop uit politiek Den Haag.
Maar de vraag is wel hoe ver je gaat in het 'populariseren' van de oorlog en het transformeren van de herdenking? Want de keerzijde is dat de enormiteit van de oorlog juist vraagt om bezinning en reflectie in een gewijde sfeer en niet om oppervlakkigheid en smakeloosheid.
Een paar jaar geleden las ik De welwillenden van Jonathan Littell, over de oorlog, en nu eens niet verteld vanuit het perspectief van de slachtoffers of de bevrijders, maar vanuit dat van de daders. Het is een van de beste, meest afschuwelijke romans die ik ken. Somber, walgelijk, angstwekkend. En volkomen inspirerend om te lezen. Littell schetst genadeloos de contouren van de kwetsbare mens die ten prooi valt aan de banaliteit van het kwaad in al haar vormen.