Wat zeggen de drie beste films van 2020 over een jaar waarin we werden geconfronteerd met eenzaamheid, angst, en de vraag: hoe ver moet je jezelf wegcijferen voor een ander?


Dat laatste komt aan de orde in Son-Mother van de Iraanse activist en regisseur Mahnaz Mohammadi (45). De film werd op het nippertje uitgesteld door de lockdown (we zullen nog even moeten wachten om die te streamen of in de bioscoop te zien). Maar het hoofdthema — zelfopoffering — echoot sterk in dit traumatische, bewogen jaar.

Amir, twaalf jaar oud, staat het huwelijk van zijn moeder Leila in de weg. De nieuwe echtgenoot, Kazem, heeft namelijk een dochter van Amirs leeftijd, die onmogelijk onder een dak met Amir kan wonen. Want 'wat zullen de mensen zeggen'.

We bevinden ons in een stad in Iran, anno nu. Kazems oplossing is om van zijn aanstaande bruid te eisen haar zoon drie jaar lang ergens anders onder te brengen. In die tijd, verduidelijkt Kazem, is de dochter misschien wel aan een man gekomen, waardoor niemand meer kan zeggen dat ze tegen de Koran in gaan door de twee tieners, die immers geen familie van elkaar zijn, in een huis te hebben.

Leila's dilemma is verschrikkelijk: hoe kan ze ooit voor zo'n lange tijd afscheid nemen van haar zoon? Ze heeft ook nog een dochtertje voor wie ze moet zorgen. Niet ingaan op Kazems avances is ook geen optie: bij de fabriek waar ze werkt wordt ze er al van beschuldigd zich als een 'hoer' te gedragen met Kazem, een buschauffeur.

De regisseur van Son-Mother werd dertien jaar geleden opgepakt toen ze op straat protesteerde tegen de arrestatie van vrouwenrechtenactivisten. Toen ze vrijkwam maakte ze documentaires, en werd ze opnieuw gearresteerd. Ze belandde in de gevangenis waar ze luidens publiciteitsmateriaal voor de film gemarteld werd. Ze zegt: 'Ik raakte gedesoriënteerd door de folteringen. Ik ben mezelf daar verloren, in een cel van anderhalf bij twee meter. Het was angstaanjagend. Drie keer hebben ze me meegevoerd om me op te hangen.'

Ik ben mezelf daar verloren. Mohammadi's opmerking komt hard aan. Waar de activist zich wegcijfert voor een doel dat groter is dan het eigenbelang, is zelfopoffering in het leven van dag tot dag voor de meeste mensen aanzienlijk lastiger. De tweede, harde lockdown maakt dat duidelijk. In alle analyses lees je dat de lockdown het gevolg is van ons eigen gedrag. Als we eerder iets meer aan het gemeenschappelijke belang hadden gedacht — thuisblijven, testen, zelfisolatie — dan was dit misschien niet nodig geweest.

Son-Mother telt officieel niet mee in mijn eindejaarslijstje. Nummer drie wel: The Assistant van Kitty Green. Eerder schreef ik voor Brainwash over deze #MeToo-film, en die is heel sterk blijven hangen. De hoofdpersoon, Jane (Julia Garner) is werkzaam als kantoorassistent bij een filmproductiebedrijf waar een oudere man de scepter zwaait. Haar onvermogen seksuele intimidatie en machtsmisbruik aan de kaak te stellen, is even wrang als veelzeggend. Jane moet immers ook aan zichzelf denken: haar morele verontwaardiging staat lijnrecht tegenover haar eigen dromen over een mooi leven. Zichzelf wegcijferen zit er niet in. Dat mondt uit in tragedie.

Over nummer twee schreef ik, overdonderd door een gevoel van film-liefde, in De Groene Amsterdammer. Het verhaal van Christopher Nolans post-postmodernistische spionagefilm Tenet is niet eens om en nabij na te vertellen. Maar in de kern gaat het om een held die tot de redding komt. De held is traditioneel een mythologische figuur, een mix van de activistische regisseur van Son-Mother en de falende Jane in The Assistant. Zonder kwetsbaarheid is de held oninteressant, maar een machteloze held is dat evenzeer. De vraag in Tenet is zo oud als de mens: zijn we vrij vorm te geven aan ons eigen leven?

Zelfopoffering is nastrevenswaardig, voor de meeste mensen zelfs iets waar ze instinctmatig toe bereid zijn, maar er zijn grenzen, en wat doe je dan? Zoveel in het afgelopen jaar duidt op machteloosheid. We doen veel, we offeren van alles op om te zorgen voor de kwetsbaren, en nog is het niet genoeg.

Soelaas vond ik in Mank van David Fincher — de film van het jaar. Het verhaal gaat over de ontstaansgeschiedenis van Orson Welles' beroemde film Citizen Kane, specifiek het leven en werk van scenarist Herman Mankiewicz. Mank is in Finchers verhaal een soort hofnar die de tragiek van de tijd — de macht van Hollywood tijdens de Grote Depressie — doorziet, maar niet bij machte is om daar iets aan te doen. Uiteindelijk schreef Mank Citizen Kane, waarin hoofdpersoon Charles Foster Kane, mediamagnaat en de ultieme egoïst, ten onder gaat aan zijn onvermogen te leven naar zijn eigen aard.

Zoveel van Mank én Citizen Kane reflecteert hoe we leven anno 2020: de macht van de verbeelding die uitmondt in uitwassen zoals nepnieuws; het grote geld dat alles bepaalt in het leven van gewone mensen; een ramp met wereldwijde gevolgen (de Depressie, de pandemie); en uiteindelijk de vraag hoeveel je bereid bent te doen voor een ander. Ik denk dat we in het afgelopen jaar van trauma zijn gaan nadenken of we ertoe in staat zijn anders te gaan leven: is een echt nieuwe start, juist in het licht van de unieke gebeurtenissen van 2020, überhaupt mogelijk?

De voortekenen zijn ongunstig. Bovendien heerst zeer veel onzekerheid. Maar deze drie beste films, plus het verpletterende Son-Mother, laten allemaal zien hoe belangrijk het is de gevaarlijke, echte werkelijkheid tegemoet te treden — in de lockdown — via het veilige domein van de verbeelding. Dat is een begin: de opties overwegen, de buitenlijnen van oplossingen en antwoorden zien in de verhalen die tot ons komen.