Kunstenaar Renzo Martens wil een palmolieplantage gentriciferen. Kunstenaar Bart Eysink Smeets brengt een hunebedsteen terug naar Scandinavië. Hun ambitieuze projecten laten zien hoe moeizaam de wereld zich laat veranderen, maar dat je met een beetje verbeelding de stroom toch iets kunt verleggen.


Steriel en ongenaakbaar staat hij daar: de witte kubus die kunstenaar Renzo Martens samen met plantagearbeiders heeft gebouwd op een palmolieplantage in Lusanga, Congo. Het witte museumgebouw, ontworpen door Rem Koolhaas' architectenburea OMA, moet de omgeving 'gentrificeren', mee laten profiteren van de (economische) vooruitgang die kunst kan brengen.

Dat zit zo: twaalf jaar geleden maakte Martens de film Enjoy Poverty, waarin hij kritisch onderzoek deed naar de manieren waarop het Westen geld verdient aan armoede in Afrika. Van ontwikkelingswerker tot fotojournalist: er bleek een hele industrie te vinden van Westerlingen die verdienen aan armoede dáár. Martens ontwikkelde een project waarbij de Congolezen zelf foto's maakten van hun armoede, waardoor ze er ook geld mee zouden kunnen verdienen. Martens won tal van prijzen met zijn film, het werd het 'belangrijkste kunstwerk sinds Picasso's Guernica' genoemd, en aan het einde van de rit was het vooral de witte, Westerse kunstenaar Martens die voordeel had gehaald uit de film.

In zijn nieuwe film White Cube, nu in de bioscoop te zien, probeert Martens opnieuw om via kunst de positie van de Congolese plantagearbeiders te verbeteren. De film zit vol confronterende feiten. Met hun gevaarlijke klimwerk voor palmolie, die terechtkomt in Magnum-ijsjes en Blueband-boter van Unilever, verdienen de arbeiders bijvoorbeeld slechts tussen de 9 en 18 dollar per maand. (Ik heb niet durven uitrekenen hoeveel maanden zij in bomen moeten klimmen om één uur van de beloning van 4,9 miljoen euro in 2019 voor Unilever-topman Alan Jope te verdienen.) De koloniale geschiedenis mag in Congo dan verleden tijd zijn, de koloniale structuren zijn nog springlevend.

In White Cube besluit Martens na een hoop omzwervingen en mislukte initiatieven om de plantage-arbeiders in Lusanga uit te nodigen sculpturen te maken van rivierklei. De kunstenaar maakt daar vervolgens 3D-scans van, die hij op sjieke kunstevenementen in Europa en de Verenigde Staten verkoopt. Met de opbrengst kopen de Congolezen stukje bij beetje hun land terug.

White Cube is een hoopvolle film, maar wat toch vooral bijblijft is hoe ver de twee werelden, het rijke Westen en de armoede op de plantage van elkaar af blijven liggen, terwijl ze economisch zo nauw verbonden zijn, en hoe stevig de structuren zijn die de verwijdering in stand houden. In een interview vat Martens het treffend samen: 'Feit is dat we dit alleen hebben kunnen doen binnen een systeem dat nog steeds volledig op koloniale patronen is gebaseerd. De arbeiders in Lusanga hebben een sprong vooruit gemaakt, maar hun lot is willekeurig: drie, vijf, twintig dorpen verderop in Congo zitten ook allemaal arbeiders die ongetwijfeld even goede kunst zouden kunnen maken. Lusanga krijgt die aandacht alleen maar omdat ik, bevoorrechte witte man, toevallig mijn oog op hen heb laten vallen.' Op lokale schaal bereikt Martens zijn succes, maar op mondiale schaal past dat succes precies binnen de koloniale structuren die hij juist probeert om te keren.

Heel anders is de queeste die kunstenaar Bart Eysink Smeets zich op de hals haalt in zijn documentairefilm Bart en de steen die terug naar huis ging. Na het zien van White Cube oogt zijn project zelfs behoorlijk decadent. Smeets wil, zonder aanwijsbare aanleiding, een Drentse zwerfsteen terugbrengen naar Scandinavië, waarvandaan de steen tijdens de ijstijd hierheen is gekomen.

Zijn reis brengt Smeets langs tal van systeemplafonds, inspraakavonden op het gemeentehuis, een boze ondernemersvereniging, kantines met een frikandellenmiddag en een douanebeambte die invoerpapieren wil zien voor de steen (getaxeerde waarde: vijftig eurocent).

Het is hoe dan ook een krachtig beeld, hoe Bart met de steen op een aanhangwagen door Europa rijdt. Het doet denken aan Atlas die het gewicht van de wereld torst, of aan Sisyphus, die de steen de berg op moet blijven rollen.

Nergens wordt het gezegd in Bart en de steen die terug naar huis ging, maar zijn film zou ook over de teruggave van koloniale roofkunst kunnen gaan. Als het al zo lastig is om een steen terug te brengen naar Scandinavië, hoe moeilijk moet het dan wel niet zijn om waardevolle historische sculpturen terug te geven aan de rechtmatige eigenaren?

Wat Bart en de steen ook laat zien is hoe aanstekelijk zijn absurdistische project werkt: de burgemeester in Drenthe houdt een afscheidsspeech voor de steen, de bewoners van het Finse eiland Åland organiseren een ontvangstcomité om de steen te verwelkomen. Bij het zien van al dat enthousiasme oogt de boze ondernemersvereniging ineens wel heel erg zuur. Zo zie je hoe één gedreven kunstenaar een hele meute op de been kan brengen voor een behoorlijk belachelijk idee. En dan nog, uiteindelijk is er ondanks al die moeite, alleen maar één steen verplaatst.

Halverwege de tocht naar Åland zitten Bart Eysink Smeets en zijn reisgenoten rond het kampvuur. Ze zingen een liedje over een steen: 'Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. / Het water gaat er anders dan voorheen. / De stroom van een rivier, hou je niet tegen / het water vindt altijd een weg omheen.'

Het is een sombere conclusie na het zien van de films van Martens en Smeets. Ze laten beiden zien hoe je met een goed idee de wereld misschien een klein beetje kan veranderen, maar uiteindelijk stroomt de rivier er gewoon omheen.

White Cube is nu te zien in de bioscoop en op Picl.nl. Bart en de steen die terug naar huis ging is terug te kijken op npostart.nl.